| |
| |
| |
Inleiding
Dit boek is ontstaan uit een serie voordrachten, gehouden voor studenten van de
rijksuniversiteit te Leiden, en op de Series lectionum dier
universiteit aangekondigd als een college de principiis doctrinae
marxianae-leninianae. Dit is een bijna letterlijke vertaling van het
Russische ob osnovach marksizma-leninizma ‘over de
grondslagen van het marxisme-leninisme’ - een college dat ook aan
Russische universiteiten gegeven wordt en door studenten beschouwd wordt als het
vervelendste college dat zij kennen.
De stellingen van dit marxisme-leninisme, dat naar men zegt op een kwart van de
bewoonde aardoppervlakte bijna dagelijks onderwezen wordt aan naar men zegt een
derde der wereldbevolking, zijn buiten de communistische wereld slechts aan
weinigen bekend. Lezers die wel eens in Rusland geweest zijn zullen zich
misschien herinneren dat men daar langs de spoorweg soms in bloemen of steentjes
uitgevoerd de leuze aantreft Da zdravstvuet marksizm-leninizm!
- een leuze die ons meteen al iets leert over een van de belangrijkste
eigenschappen van deze wereldbeschouwing: haar zeer grote agressiviteit. Alleen
al aan die leuze kan men zien, hoezeer de in het Westen gangbare doctrines in
het defensief zijn geraakt. Men zal niet licht, in de trein voorbij Dordrecht
rijdend, een bord zien staan met ‘Leve de Heidelberger
catechismus!’ of, ten zuiden van onze grote rivieren,
‘Hoera voor de paus!’ of in Wassenaar ‘Leve het
vrije spel der maatschappelijke krachten. De aandeelhouder wint!’
Zelfs aan de gevel van het hoofdkwartier van de Partij van de Arbeid hangt bij
mijn weten nog geen spandoek ‘Weg met Willem Drees en Willy Brandt!
Leve de ddr!’.
In officiële uiteenzettingen van de communistische leer vin- | |
| |
den we die agressiviteit terug in de telkens herhaalde verzekering, dat de
leer het bij het rechte eind heeft, dat zij het resultaat is van de grootste
denkprestatie in de menselijke geschiedenis, dat haar stellingen
wetenschappelijk bewezen zijn en dat allen, die aan de juistheid van die
stellingen twijfelen ongelijk hebben en vaak door zeer bedenkelijke motieven
geleid worden. In het bizonder worden het kennen van de leer
en het aanhangen ervan beschouwd als dingen die voor een
fatsoenlijk mens welhaast identiek zijn. Wie van de leer heeft kennis genomen en
er geen aanhanger van is geworden heeft óf de leer niet begrepen
óf een slecht karakter, want hoe zou men, met de waarheid kennis
makend, haar niet aanhangen?
Om de lezer een juist begrip van het marxisme-leninisme bij te brengen zou dit
betoog eigenlijk iedere paar bladzijden onderbroken moeten worden met de
mededeling, dat het marxisme-leninisme de voornaamste raadselen van het bestaan
heeft opgelost en dat andere wereldbeschouwingen er eigenlijk geen idee van
hebben hoe de wereld in elkaar zit. Om humanitaire redenen is daarvan afgezien.
De lezer doet er echter goed aan voortdurend doordrongen te zijn van het
onomstotelijke feit dat het marxisme-leninisme de enige juiste interpretatie
geeft van de menigvuldige verschijnselen der ons omringende wereld.
De naam ‘marxisme-leninisme’ herinnert aan twee mannen, die
bij het ontstaan en de geschiedenis van deze doctrine een rol gespeeld hebben,
namelijk Dr Karl Heinrich Marx, een Duitse geleerde, geboren in Trier in 1818 en
gestorven in Londen in 1883, en Vladimir Lenin, een Russische politicus,
stichter van de Sovjet-Unie, die leefde van 1870 tot 1924. Anderen die bij het
tot stand komen van de huidige leer van het marxisme-leninisme een zekere rol
gespeeld hebben zijn o.a. Marx' vriend en medewerker Friedrich Engels, een
industrieel uit het Rijnland (1820-1895), hun beider belang- | |
| |
rijkste
exegeet Karl Kautsky, een Duitse sociaal-democraat (1854-1938), Georgi Plechanov
(1856-1918), die wel de ‘vader van het Russische marxisme’
wordt genoemd, en Nikolaj Boecharin (1888-1938) de belangrijkste theoreticus uit
de sovjetperiode.
Nu is het niet de bedoeling van dit boek, de lezer bezig te houden met de
geschiedenis van deze leer, met het aandeel dat genoemde mannen in het ontstaan
ervan gehad hebben of met de invloed die zij van elkaar of van nog weer andere
auteurs hebben ondergaan. Het is slechts de bedoeling de lezer kennis te laten
maken met de beginselen van de leer zelve - niet meer, maar ook niet minder. Een
moeilijkheid daarbij is, dat die leer niet helemaal onveranderlijk is, of anders
gezegd, dat men in Moskou in de als onveranderlijk voorgestelde leer van tijd
tot tijd wijzigingen aanbrengt, waarna men van de aldus gewijzigde leer met
nadruk mededeelt dat hij altijd zo geweest is en dat alleen kwaadwilligen dit
bestrijden. Zo kent het economisch deel van de doctrine een leerstuk dat wel de
Verelendungstheorie genoemd wordt en hierop neerkomt, dat
onder het kapitalisme de materiële positie van de werknemers steeds
slechter wordt. Er is over dit leerstuk, door Marx in de 19e eeuw geformuleerd,
nogal wat te doen geweest. Nu vinden wij in een gezaghebbend Russisch handboek
van 1954 de volgende passus: ‘In de 20e eeuw ligt het
reële loon van de arbeiders in Engeland, de Verenigde Staten,
Frankrijk, Italië en andere kapitalistische landen op een lager peil
dan omstreeks het midden der 19e eeuw’. In 1958 is die passus uit dat
handboek verdwenen, en in een nieuw handboek van 1959 lezen we:
‘Alleen lasteraars en vervalsers kunnen beweren, dat volgens de
theorie van Marx en Engels de levensstandaard in alle kapitalistische landen op
het ogenblik lager moet zijn dan laat ons zeggen aan het begin van de 20e
eeuw’.
Behalve deze chronologische verschillen zijn er ook regionale. De in
Joegoslavië voorgeschreven opvatting van het marx- | |
| |
isme-leninisme wijkt hier en daar af van de Russische, en dat geldt ook voor
de Chinese. Dit alles zou zo erg niet zijn als we bij onze studie van de leer
terug zouden kunnen vallen op de kanonieke boeken, die zowel door Russen als
Joegoslaven, zowel door Albaniërs als door Chinezen worden vereerd.
Vele Westerse publicaties over het marxisme-leninisme zoeken het in deze
richting. Maar dat heeft twee bezwaren. Ten eerste is het een grote fout, die
met name in de cultuurgeschiedenis reeds veel misverstand heeft veroorzaakt, om
een in de samenleving werkzame denkrichting te beoordelen naar de geschriften
van hen, die hun naam aan die denkrichting verlenen. Wil men de invloed van
Freud op de Westerse cultuur bestuderen, dan kan men de werken van de meester
zelf het best gesloten laten, want het zijn nu eenmaal de geselecteerde,
vereenvoudigde, door het gebruik gedeformeerde ideeën van de
‘grote mannen’, die, zoals Julien Benda zo juist opmerkt
‘constituent l'histoire des idées, en tant que les
idées jouent un rôle dans l'histoire des hommes et non
dans celle de quelques solitaires’. Dat is één
bezwaar van het terugvallen op de kerkvaders.
Het andere bezwaar is dit: het huidige communisme is, om een wat simplificerende
vergelijking te maken, een ‘katholiek’ en geen
‘protestants’ systeem. In een
‘protestants’ systeem kan een gelovige zich beroepen op de
Schrift, de hoogste gezagsdrager. In een ‘katholiek’
systeem heeft die Schrift alleen maar gezag wanneer en voor zover zij
geïnterpreteerd wordt door de kerkelijke overheid. Dit laatste nu is
het geval in de communistische wereld. De communistische leer bestaat slechts,
voor zover zij officiële interpretatie is van een wisselend aantal
kanonieke geschriften. Wil men die leer beschrijven, dan moet men enige
officiële interpretatie volgen, en niet die kanonieke boeken.
De schrijver van dit boek heeft getracht de gevaren van een
‘historische’ benadering te vermijden. Op enkele
curiositeits- | |
| |
halve ondernomen historische zijsprongen na zullen
de uitspraken van Marx, Engels, Lenin e tutti quanti slechts
aangehaald worden voor zover zij optreden in de huidige leer, en met de
interpretatie die de huidige leer er aan geeft. Wat de regionale en temporele
verschillen betreft heeft de schrijver alleen getracht de grondbeginselen van de
leer uiteen te zettenzoals die tussen 1960 en 1970 in Moskou werd verkondigd. In
hoeverre de schrijver er in geslaagd is die beginselen getrouwelijk weer te
geven staat niet aan hem ter beoordeling. De tot controle geneigde lezer zij
verwezen naar de uitvoerige en systematische uiteenzettingen van de leer, zoals
ze van tijd tot tijd in Moskou verschijnen, in het bizonder naar Osnovy marksistskoj filosofii (Moskou, Academie van wetenschappen,
1962, 656 blz.), Osnovy marksizma-leninizma (Moskou 1962, 784
blz.), Dialektičeskij materializm (Moskou 1962, 472
blz.), het Filosofskij slovar' van Rozental' en Judin, waarvan
de verschillende drukken een denkbeeld geven van de accentverschuivingen binnen
de leer (1939, 1940, 1951, 1954, 1963, 1968) en de Filosofskaja
enciklopedija (Moskou 1962-), waarvan bij het ter perse gaan van dit
boek vier delen waren verschenen. Wie geen Russisch kent kan zijn toevlucht
nemen tot de Duitse vertaling van de Osnovy (Grundlagen des Marxismus-Leninismus, Berlin 1960), tot de
voortreffelijke samenvatting van dat boek door Gustav Wetter en Wolfgang
Leonhard (Sowjetideologie heute, Fischer Bücherei
1962, 2 delen), het Kleines Textbuch der kommunistischen
Ideologie van Helmut Fleischer (Dordrecht 1963), of, wat de filosofie
betreft Soviet Russian dialectical materialism van Bochenski
(Dordrecht 1963).
Wie over deze materie schrijft loopt nog andere gevaren dan de hierboven
geschetste. De auteur van dit overzicht is er zich van bewust dat hij wel niet
aan alle ontsnapt zal zijn. Sommige heeft hij althans onder ogen gezien, zoals
het gevaar dat een polemische houding ten aanzien van de te behandelen stof | |
| |
met zich meebrengt. Sommige Westerse uiteenzettingen van de leer
hebben de neiging enigszins te ontaarden in kritieken op het communistische
regiem of beschuldigingen van verraad van dit regiem aan de leer, zoals die er
oorspronkelijk moet hebben uitgezien. Boeken van Westerse communisten of
fellow-travelers hebben weer het nadeel, dat de auteurs, om de leer voor de
Westerse lezer palatabel te maken, geneigd zijn eigenmachtig varianten en
hulpconstructies aan te brengen, die men in de originele versie niet aantreft.
Een nadeel van weer andere Westerse publicaties is de neiging van hun auteurs om
in verschillende leerstukken meer te zoeken dan er in zit. Zij menen dat dingen
als ‘gegenseitliche Durchdringung der
Gegensätze’, ‘de kwantiteit slaat om in de
kwaliteit’ of ‘arbeidersaristocratie’, die als
men ze op de keper beschouwt niet zo bijster veel om het lijf hebben, meer
moeten betekenen dan men in eerste aanleg zou denken. Zij halen van alles
overhoop - en trekken daarbij natuurlijk graag de
‘historische’ richting uit, graven bijvoorbeeld in de
‘jonge Marx’ - om die
‘meer-betekenis’ te vinden, ten onrechte veronderstellend
dat waar men woorden hoort zich ook iets moet laten denken. Zij zijn niet bij
machte de ook wel ontstellende waarheid onder ogen te zien dat een leer, waaraan
millioenen geloven en die soms door zeer ontwikkelde mensen wordt aangehangen,
stellingen bevat waarvan een kind de onredelijkheid kan inzien.
Over de indeling van dit boek het volgende. Achtereenvolgens worden, min of meer
in de officiële volgorde, het dialectisch en het historisch
materialisme behandeld (de eerste drie hoofdstukken), daarna de economische
leer, de klassenstrijd en de leer over de partij, en dan de communistische
maatschappij zoals die naar wetenschappelijk is bewezen tussen 1970 en 1980 in
de Sovjet-Unie zal ontstaan. Als voorbeeld van de toepassing van het dialectisch
en historisch materialisme op een bepaald gebied volgt dan een hoofdstuk over
marx- | |
| |
istisch-leninistische ethiek. In het negende hoofdstuk
worden ‘restanten’ behandeld:
‘-ismen’ die in communistische geschriften veel ter sprake
komen en waarvan de definities officieel tot de leer gerekend worden. Tenslotte
is in een laatste hoofdstuk getracht een opsomming te geven van de
aantrekkelijke kanten van deze wereldbeschouwing.
Een boek van deze omvang kan niet volledig zijn; wie bepaalde leerstukken mist
zij verwezen naar de hierboven genoemde handboeken.
Een vraag die verder in dit boek niet ter sprake komt is: in hoeverre geloven de
kameraden echt in deze leer? Hier moeten we onderscheid maken tussen Westerse
aanhangers van de leer en burgers van communistische landen. Wat de eerste
categorie betreft kan worden opgemerkt dat iemand die lid wordt van een
communistische partij de wereldbeschouwing van die partij geacht kan worden te
aanvaarden. Natuurlijk heeft de meerderheid der leden maar een zeer vage
voorstelling van de leer. Anderzijds is de communistische beweging een van die
bewegingen, waarvan de leden naar verhouding veel weten van hun eigen leer. Men
zal, het gemiddelde cpn-lid interviewend, meer van het in dit
boek besprokene terugvinden dan men aan ideologische bagage zal aantreffen bij
een lid van d'66 - ook natuurlijk omdat die partij veel
minder ideologische bagage heeft, maar toch. Wat de communistische landen en met
name de ussr betreft ligt de zaak anders. De jaren zestig
hebben vooral in Rusland een aanzienlijke geloofsafval te zien gegeven. Er zijn
naar verhouding veel Russische intellectuelen, voor wie het marxisme-leninisme
in het geheel niets meer betekent. Het is voor de auteur een vreemde gedachte
dat naarmate dit boek vorderde, het aantal aanhangers van de in zijn boek
beschreven leer gestaag afnam - een geval van harmonia
praestabilita als men wil - maar daar staat tegenover, dat er
natuurlijk in de Sovjet-Unie en ver daarbuiten nog zeer veel mensen zijn van wie
ge- | |
| |
zegd kan worden dat zij oprecht in de juistheid van deze leer
geloven. Het zijn speciaal die gelovigen, die de auteur van dit boek
interesseren, waarbij men in het oog moet houden, dat het vaak de beste mensen
zijn die het langst, het diepst en het trouwst geloven.
|
|