De man achter de schermen
(1938)– Relham– Auteursrecht onbekend
[pagina 7]
| |
Hoofdstuk I.
| |
[pagina 8]
| |
in de brandkast deponeren, toen hij merkte, dat-ie de sleutels op kantoor vergeten had en hij vroeg mij, de duplicaat-sleutels te halen. Ik bracht ze 'm, hij opende de deur van de kluis en...’ zijn stem sloeg over in een zenuwachtig hikken. ‘En...?!’ vroeg ik gespannen. ‘En... ontdekte, dat... dat de familie-juwelen... verdwenen zijn!!’ ‘De familie-juwelen!!’ - Het was algemeen bekend, dat signor Corelli een deel van zijn vermogen in juwelen en sieraden gestoken had. Het liep in de millioenen, had men mij verzekerd. Millioenen - en dat was nu verdwenen! Ik nam een taxi - hoewel deze in Italië schrikbarend duur zijn - en stopte een twintig minuten later voor de villa - ik mag wel zeggen: het paleis - van mijn gastheer. Haastig liepen we de voorhal door en de trap op en stonden dan - hijgend - voor de deur van signor Corelli's werkkamer. Aan weerszijden waren twee politieagenten opgesteld, die weigerden mij toe te laten. Pas toen Pasquale mijn naam noemde, lieten ze me - beleefd buigend - door. Twee mannen in burger - waarin men al op meters afstand 'n paar ‘stillen’ herkende - en mijn gastheer bevonden zich in de kamer. Signor Corelli zat achter zijn bureau-ministre en de anderen liepen heen en weer, blijkbaar hevig opgewonden. Zelfs op het altijd kalme en rustige gezicht van Corelli bemerkte men een nerveuze trekking. Waarachtig géén wonder, - het ging toch om millioenen! ‘Excuseert U me, dottoreGa naar voetnoot*) Feitsma, dat ik Uw ochtendleestijd gestoord heb’, begon hij met een stem, waarin hij tevergeefs probeerde enige vastheid te leggen, ‘er heeft zich iets voorgedaan, dat zéér ernstig genoemd kan worden. Weet U al, waarover het gaat?’ ‘Ja, zo ongeveer. Uw familie-juwelen zijn gestolen.’ | |
[pagina 9]
| |
‘En - nòg een kleinigheid,’ antwoordde hij, met een mislukte poging om te schertsen. ‘Nòg meer? Daarvan heeft Pasquale me niets verteld.’ ‘Ja, dat kan uitkomen. In het eerste ogenblik had ik al 't overige vergeten, omdat de juwelen mijn liefste bezit waren. Intussen herinnerde ik me al gauw, dat ik gisteren nog een stapel bankbiljetten uit 't kantoor had meegebracht. Die zijn óók verdwenen. Een bedrag van - twaalf millioen.’ ‘Nèèn!’ riep ik ontzet uit. ‘Twààlf millioen - gestolen?’ Hij knikte slechts en ik zag 'm op de lip bijten, om zich te beheerschen. Ook ik zweeg, even totaal onder de indruk van het gehoorde. Dan vroeg ik: ‘'t Is mij echter nog niet duidelijk, signor Corelli, hoe ìk U hierbij behulpzaam kan zijn?’ ‘Het gaat dan ook niet zo zeer om Uw persoon - als wel om het feit, dat U een vriend heeft, die ons misschien kan helpen bij de oplossing van het raadsel: Donald Grabley, van wien U ons reeds zo veel verteld hebt.’ ‘En zeker niet tè veel!’ haastte ik me te verzekeren. ‘Des te beter. Ik zou U willen verzoeken, Uw vriend te telegraferen onmiddellijk hierheen te komen, - per vliegtuig liefst. Kosten spelen geen rol, - ik betaal alles.’ ‘Daar zal de toekomstige Earl of Huttingham niet op kijken,’ merkte ik glimlachend opGa naar voetnoot*). ‘O ja, pardon, dat had ik vergeten. In elk geval verzoek ik U aan Pasquale een telegram voor Uw vriend mee te geven. Wilt U alstublieft al Uw invloed aanwenden om hem direct hier te krijgen?’ ‘Zeker, signor, met alle genoegen. Donald zou toch over een dag of acht naar Milaan komen. Maar - veroorlooft U één vraag - waarom laat U de zaak niet aan de Italiaansche politie over?’ - 't Laatste had ik op zachte toon gevraagd. Mijn gastheer zweeg even. Dan antwoordde hij - in | |
[pagina 10]
| |
't Engels, opdat de beide politie-beambten ons niet zouden verstaan: ‘Ik heb reden om aan te nemen, dat er dingen aan het licht zullen komen, die... ...waarbij discretie noodzakelijk zal zijn, begrijpt U?’ ‘Neen, - hoe bedoelt U?’ ‘Als U het me niet kwalijk neemt, zal ik daarmee wachten tot Uw vriend hier is. Misschien - en dat is toch heel waarschijnlijk! - is mijn vrees ongewettigd - en dan is het beter, als ik tegen niemand van mijn verdenking gesproken heb. Gaat U er mee accoord?’ Ik boog toestemmend en schreef een telegram, dat Pasquale dadelijk weg liet brengen. De kleine brandkast stond wagenwijd open. Ik stapte erheen en wou de deur naar me toedraaien om 't slot eens te bekijken. Een der ‘stillen’ hield m'n uitgestoken hand tegen en zei geschrokken: ‘Ma signore, denkt U toch om de vingerafdrukken!. Dan pakte hij haar met een zakdoek voorzichtig beet en draaide 'r terug. Ik bekeek het slot - zo op het oog gezien leek het volkomen ongeschonden. Een desbetreffende vraag aan een der beambten bracht aan het licht, dat zelfs een deskundig onderzoek deze mening bevestigde. ‘Signor, zei de ‘stille’ op volkomen geloofwaardige toon ‘ik ben ruim twintig jaar in dienst en ik kan er op zweren, dat deze brandkast met een sleutel geopend is!’ Even later kwam de dactyloscopische dienst aan. Mannen met een kolossaal foto-apparaat en blitzlicht; met sterke loupen en een wit poeder. De hele kast werd nauwkeurig onderzocht, duim voor duim. De enige afdrukken, die men echter vond, waren die van signor Corelli. Het resultaat was dus niet bepaald bemoedigend, maar - zooals een der mannen zei - we konden toch niet verwachten, dat ‘de dader of de daders hun visitekaartje zouden achterlaten!’ Er werden nog enige foto's van de brandkast genomen, daarna verdwenen ze en signor Corelli zuchtte opgelucht. ‘Die drukte ook,’ zei hij geprikkeld, ‘ik houd er van | |
[pagina 11]
| |
thuis volstrekte rust te hebben. En de overgang was wel bijzonder heftig! - Maar nu moet ik toch werkelijk naar kantoor gaan: er staan twee conferenties op het programma. Wat denkt U, dr. Feitsma, kan ik er op rekenen, dat Uw vriend morgen komt?’ ‘Ik kan natuurlijk niets met zekerheid zeggen, maar ik meen U toch te mogen verzekeren, dat Donald Grabley op mijn telegram met onmiddellijk vertrek zal reageren. Hij zou geen detective in hart en nieren moeten zijn, om bij het lezen van mijn bericht niet in vuur en vlam te geraken!’ ‘Laten wij het hopen. En excuseert U me nog eens, dottore, dat ik U uit Uw rust gehaald heb.’ ‘Maar natuurlijk, signor Corelli, me dunkt dat er reden voor bestond!’ ‘Helaas ja, - een nogal “kostbare” reden, als ik het zo zeggen mag, - te zamen ongeveer 20 millioen Lire!’ ‘Dat is,’ berekende ik vlug, ‘ongeveer 2½ millioen in Hollands geld.’ ‘Ook in Nederland een groot bedrag, is het niet?’ vroeg mijn gastheer, die - als vele Italianen - uit het feit dat één gulden ruim acht lire waard is, meende te moeten opmaken, dat alle Nederlanders nabobs zijn. ‘Heus, signor Corelli, ik kan U verzekeren, dat dit bedrag ook in Nederland een groot, zéér groot vermogen betekent!’ ‘Dàn zult U me des te eerder excuseren, dat ik U zo maar liet weghalen,’ zei Corelli nog en stapte in de auto. ‘Wilt U meerijden?’ Ik reed terug naar ‘Motta’ en installeerde me achter mijn ‘Handelsblad’. Wel probeerde ik me nog te concentreren op de belangrijke artikelen van mijn Hollandse krant, - als ik eerlijk wil zijn moet ik toch bekennen, dat mijn gedachten zich met iets anders bezig hielden. Met wat Donald zou doen, - en wat dat merkwaardige gezegde van Corelli te betekenen had, dat er nog wel iets aan het licht zou komen, ‘waarbij discretie nood- | |
[pagina 12]
| |
zakelijk zou zijn.’ M.a.w.: ‘ik verdenk iemand uit mijn naaste omgeving!’ De zaak beloofde interessant te worden! * * * 's Middags ontving ik het antwoord van Donald: ‘Ben - op - het - ogenblik - bezig - met - interessant - geval - alleen - als - zeer - dringend - zal - ik - komen -’ Ik antwoordde direct: ‘Kolossaal - mysterie - hebben - je - nodig’ De volgende ochtend kwam Donald's telegram: ‘Arriveer - hedenmiddag - vliegveld’ 's Middags om twee uur bevond ik me al op het vliegveld en, hoewel ik toch altijd met pleizier naar het gemanoeuvreer der vliegtuigen kijk, bestudeerde ik nu met ongeduld de loop van de minutenwijzer. Eindelijk, eindelijk - om kwart vóór drie precies, verscheen het Londense vliegtuig aan de kim. Het cirkelde boven 't veld, dan dook het neer en hobbelde even later over de grasvlakte. Ik stormde er op af en toen de deur geopend werd viel Donald, die als eerste uitstapte - bijna in mijn armen. ‘Da's een stormachtige begroeting, mijn jonge vriend,’ constateerde hij quasi-spottend - maar zijn hand omsloot krachtig de mijne en in zijn ogen kon ik de vreugde over het weerzien lezen. We bekeken elkaar een paar ogenblikken zwijgend: Donald was, als altijd op reis, gekleed in een sportpak, dat zijn slanke gestalte op z'n voordeligst liet uitkomen. Zijn gezicht was jong en sympathiek, - maar toonde generlei bijzondere kenmerken. Hij bezat nòch een hoog voorhoofd met rimpels nòch staal-blauwe ogen, die een harde blik zouden krijgen, indien zijn ‘detective-instinkt’ ontwaakte. Hij was - uiterlijk - een heel gewone jongeman, die zich geen pose gaf en niets meer haatte dan 't orakelen van sommige zijner collega's, - (vooral die uit boeken!). Alleen tegen | |
[pagina 13]
| |
mij nam hij, - in goede buien - wel eens de klassieke detective-houding aan. Toen we in de prachtige auto stapten, floot hij bewonderend: ‘Die schijnt aardig in de duiten te zitten!’ ‘Da's nogal glad, - anders hadden ze 'm toch nooit 20 millioen Lire kunnen stelen! Ja, beste jongen, je valt met de neus in de boter. Dat zal je eerste “cause célèbre” als privé-detective worden.’ ‘Nu vergis je je toch, Johny. Heb je iets gelezen over de moord op Sir James Pall?’ ‘Dat zou ik denken! De kranten stonden er vol van! Weken lang was men op 't verkeerde spoor, toen kwam plotseling een volkomen onverwachte wending in de zaak. Een inspecteur van Scotland Yard heeft 't opgeknapt.’ ‘Ja, zó stond het in de krant. In werkelijkheid was ìk het, die door de familie van den vermoorde in de zaak betrokken was. Maar ik heb de eer aan S.Y. gelaten, - een soort revanche voor het feit, dat ze me anderhalf jaar in hun rijen gehouden hebben. Je moet niet denken, dat 't gemakkelijk was, om er in te komen! Ze waren - zeer terecht - nog al wantrouwend tegen dien rijken luiaard, die zijn jachtpartijen en five-o'clock-tea's in de steek liet, om zèlf iets aan te pakken. - Toen ze echter zagen, dat 't me ernst was, hebben ze me goed - d.w.z. heel gewóón behandeld. En dàt was de dank. - Maar... je zou me iets vertellen over de diefstal bij Corelli!’ Met enkele woorden bracht ik hem op de hoogte van alles, wat mij bekend was. En meer en meer nam zijn gezicht een teleurgestelde trek aan. ‘Hóór es even!’ begon hij verwijtend, ‘dit is toch geen zaak om me speciaal uit Londen hierheen te slepen! Ik verwacht geen moord in een onderaards gewelf, gepleegd met een vergiftigde pijl - of dergelijke boeken-fraaiïgheid, - maar een beetje ongewoon moet de zaak toch zijn. Ik kan me gelukkig veroorloven, mijn “gevalletjes” te kiezen en ik zal mijn hulp ook nooit toezeggen bij een dood-gewone diefstal. Die mag de politie onderzoeken!’ ‘Nou, nou,’ suste ik, ‘zo èrg “dood-gewoon” is 't | |
[pagina 14]
| |
heus niet! Overigens heb ik Corelli eveneens gevraagd, waarom hij 't niet aan de Italiaanse politie overliet.’ ‘En wat zei-ie?’ ‘Hij antwoordde, wóórdelijk: Ik vermoed, dat er iets aan het licht zal komen, waarbij uiterste discretie noodzakelijk zal zijn.’ Donald keek me nieuwsgierig aan. ‘Wat voor soort mens is die Corelli?’ ‘Niet iemand, die gauw alarm zal slaan! Een man met een ruime blik, die zich door een kleinigheid heus niet gauw van zijn stuk laat brengen.’ ‘Hm, dàn kan 't wel iets betekenen. We zullen dus afwachten, wat hij verder vertelt.’ - Daarmee stapten we van dit onderwerp af, om te spreken over allerlei particuliere kwestietjes.
De auto bracht ons intussen naar de villa van mijn gastheer. |
|