4. Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie
Het wetenschappelijk belang van het aandachtsgebied is gelegen in de integratie van de reconstructie-benadering in de institutionele aanpak. In het voorafgaande is gebleken dat beeldvorming een belangrijke component is binnen het literaire bedrijf. Beeldvorming is niet arbitrair: ze is gebaseerd op intersubjectief waarneembare processen en relaties in het literaire veld.
Het onderzoek van De Nooij Richtingen en Lichtingen. Literaire classificaties, netwerken, instituties (1993) suggereert dat alle partijen scherpe observaties doen over wat er feitelijk gebeurt. Maar die observaties worden geformuleerd en gehanteerd in het kader van literatuuropvattingen. Er vindt een intensieve vorm van classeren plaats, onder meer door de benoeming van thematische en formele overeenkomsten tussen auteurs. De feitelijke basis voor dat proces van classificeren is echter aanwezig: die auteurs groeperen zich bij tijdschriften en uitgeverijen; ze trekken ook met elkaar op; ze maken een bloemlezing waarin ze gezamenlijk figureren; ze geven zelf te kennen dat bepaalde auteurs als voorbeeld gelden.
In die lijn is het ook een correcte observatie dat weinig werken de eeuwen trotseren, en dat van het literaire aanbod na ongeveer vijf jaar het merendeel van de literaire produkten van de markt is verdwenen. Daarbij komt dat auteurs zich sterk van elkaar onderscheiden in de mate waarin ze produktiviteit aan de dag leggen.
Meer specifiek is het wetenschappelijk belang van het aandachtsgebied gelegen in het opwerpen van de vraag waarom concrete observaties in termen van bepaalde literatuuropvattingen beschreven en verwerkt moeten worden. Nodig is een goed inzicht in wat zich in verschillende tijden afspeelt in het literaire bedrijf: op welke auteurs men zich concentreert, welke literaturen van groot belang worden geacht, waarom aan literatuur bepaalde functies worden toegekend, waarom, hoe en onder invloed waarvan die veranderen, waarom bepaalde genres op een gegeven moment als maatgevend gelden en de wijze waarop de verschillende instituties (uitgeverij, literaire kritiek, genootschap, onderwijs) hierin een rol spelen. Er moet veel werk worden verricht om die feitelijke basis, die materiële en symbolische kant van de produktie van literatuur, bloot te leggen.
Voorts is een wetenschappelijk belang dat literatuuropvattingen een cruciale rol vervullen in de constitutie van het nationale literaire erfgoed. Dit betreft de bepaling van de auteurs die als maatgevend gelden om de eigentijdse produktie aan af te meten. Het betreft de auteurs die een criticus in zijn bagage moet hebben; of ook auteurs die voor de maker van een literatuurgeschiedenis, bestemd voor het onderwijs, fungeren als referentiepunt. Daarbij kan het gaan om zowel binnenlandse als buitenlandse auteurs. De totstandkoming van die nationale traditie is ook aan te duiden als een proces van beeldvorming. De keuzes die gedaan worden (bijvoorbeeld blijkend uit de activiteiten van uitgeverijen of uit de literair-kritische selectie) moeten uiteindelijk gelegitimeerd worden. Critici zijn genoodzaakt de toepasbaarheid van de labels voor clusters van auteurs te legitimeren. Deze legitimering vindt plaats in termen van een literatuuropvatting.
Met de keuze van auteurs is een bepaald soort werk in het geding. De veronderstelling lijkt ons aannemelijk dat vanaf ongeveer het begin van de negentiende eeuw literatuuropvattingen een