Triomf van Nederlandt, of vervolg op het Eerste Tweede en Derde deel van het Geuse Liedboek
(1734)–Dirk Ravestein– AuteursrechtvrijVoys: Ik doe visite aan den Fransen Konink.Europa maekt vreugt aen alle kanten,
Door't arriveren van soo een Vorst
Daer men van vreugde siet voor planten,
En alles wat tot liefde torst,
Want hy sal haest, Aen alle Steeden,
Het Franse bloet,daer doen vertreden,
Daer den Spanjaert nu om dorst.
2. Men sag daer haest van alle wijken,
Ider een komen met bly gelaet,
Princen, Graven, Arm en Rijken,
Ja ider een was op de straet,
Om Konink Karel met verlangen,
Den Keysers Soon, wel te ontfangen,
Want de vreugt ter herten gaet.
3. Portugal raekten heel in vreugden,
Als dese tyding was verspreyt,
Den Koning hem ook heel verheugde,
Quam met zijn Soons geheel subijt,
Om dien jongen Helt daer te om ermen,
't Was al vol vreugt, men sag geen kermen,
Alles wil met dien Vorst ten strydt.
4. Men hoorden Trompetten en Trommen klinken,
Violen en Bassen gaf soet geluyt,
En men sag de gesontheyt drinken,
Van desen Keyserlijken Spruyt,
Uyt 't Huys Oostenrijk gebooren,
En tot de spaense Kroon verkooren,
Song men Te Deum met geluyt.
| |
[pagina 33]
| |
5. Men sag aldaer Vuer-werken branden,
Vuer-Pijlen gingen al door de Lucht,
En ider klapten in de handen,
En 't Canon klonk met soet genugt,
De Lucht scheen daer, heel door te branden,
Zoo haest als Carel, daer quam te landen
Was al het Volk in volle Vreugt.
6. Tot eer en lof al langs de straten,
Waaren Eerpoorten uytmuntent hoog,
En elk scheen als uytgelaten,
Ider hem voor dien Vorst neer boog,
Ja alle is hem daer genegen,
Niemant wil daer spreken tegen,
Want ider heeft op hem het oog.
7. Na zijn Paleys is hy gereden,
Daer voor hem alles was bereyt,
Daer aller grooten met tederheden,
Hem hebben ontfangen met vrolijkheyt,
Terwyle dat het Canon dondert,
En klocken klank, ging daer in 't hondert,
't Was over al met soetigheyt.
8. Als die Majesteyt was op 't Hof gekomen,
En de geschenken daer al bereyt,
Heeft men de kostelijkheydt vernomen,
Van de Portugese Majesteyt
Een Goude Staf vol Diamanten,
Rijkelyk beset, aen alle kanten,
Met Degen Pistolen van gelijk.
9. En Koninklijke Hoff-Cieraden,
Alles al in den hoogsten graet!
Alle met diamanten beladen,
Zadels en Paerden met groot cieraet,
Voor zijne Knegts Fluwele kleeren,
Met gout beset, gelijk de Heeren,
Als behoort een Koninks staet.
10. Twaelf Carossen van groote waerden,
Ider met ses Paerden daer by,
Noyt schoonder Tafel-cieraet op Aerden,
Als daer stont aen des Koninks sy,
Dertien Ry-Paerden en Mooren,
Wiert dien Konink gestelt vooren,
Ider was om zijn komste bly.
11. Jupiter schoot zyn gulde stralen,
Mars sag in 't Harnas die alles aen,
Ider wouw eer en prijs behalen,
Om dien Vorst te ontmoeten gaen:
Hy is aldaer als een Luyster,
De Franse Zon te stellen in 't duyster!
En die uyt Spanjen te verslaen.
12. Men sag ook alle vreugde blyken,
Op de Engelse en Hollantse Vloot,
Die de Portegiese quamen bekey-
| |
[pagina 34]
| |
ken
Terwijl men daer op Salvo schoot,
Waer door de Faem, treet op zijn Wagen,
Komt aen Anjou de tyding dragen,
Van Carels komst met vreugde groot.
13. De Admiraels wierden ontfangen,
Met groote eer en pragtigheyt,
En hebben geschenken ontfangen:
Al van de Spaense Majesteyt,
Van Carel de derde, hoog gebooren,
Van wiens wonderen men sal hooren,
Nu al in een korten tyd.
14. Ruyters Soldaten en Bootsgesellen,
Van d' Engelse en Hollantse Vloot,
Liet de Koning met verversing versellen,
En toonden blydschap over groot,
En wierden met vrolykheyd ontfangen,
Dit was der Portugeesen verlangen,
Haar mee te helpen uit de noot.
15. Al de Portugeese Ondersaaten,
Bragten verversingen daar by een,
Waeren van vreugt als uytgelaaten,
Kleyn ende groot was op de been,.
En wensten haar veel zegen en glory,
En van het Spaanse Rot Victory,
Riep al het volk in 't gemeen.
|
|