Epiloog
Het was een kort ritueel dat zich een paar dagen later op het achtererf voltrok. Terwijl de ondergaande zon de huizen rood kleurde stonden vijf mensen bij de tompoe, ze bewezen de laatste eer aan een rusteloos gestorvene.
Oma ging voor in een kort gebed en vroeg de Almachtige om Ng Weta de eeuwige rust te schenken. Vader had met wat restant cement de barst in het bakstenen grafdeksel gedicht. Na het gebed schepte Henry verse plantaarde op het blootgelegde grafgedeelte en samen met Janine plantte hij een boompje op de aarden hoop. Vervolgens nam oma Henry bij de hand en samen liepen ze naar de hoeken van het intussen helemaal schoongemaakt erf. Bij elke hoek sprenkelde ze wat bruine, schuimende vloeistof op de grond, terwijl ze haar ogen sloot en iets prevelde.
Vader volgde dit ritueel zonder te reageren; hij had de afgelopen week iets meegemaakt waarbij z'n logisch gevormde verstandelijke vermogens het lieten afweten. Het ongeziene, het ongrijpbare had zich even geopenbaard en hij had het effect gezien.
‘Zo, komen jullie nu naar binnen, het wordt al donker,’ zei moeder. Het gezelschap ging de keuken in.
‘Jongen,’ zei oma terwijl ze Henry's handen vasthield, ‘laat dit een levensles voor je zijn. Ga niet rondbazuinen wat je hebt meegemaakt, hou het voor jezelf. Men gaat je toch niet geloven. Zorg er alleen maar voor dat je het kwade buiten je doen en laten houdt, al komt het in de mooiste vermomming op je af. Denk en doe goed, al kost dat moeite en opoffering. Je hebt gezien hoe het kwade na eeuwen nog invloed kan hebben. Zo kan ook het goede eeuwenlang een heilzaam effect hebben. Maar gelukkig, wan hogri tja'wan boeng, het kwade heeft iets goeds voortgebracht.’
Ze glimlachte en keek naar Janine. Die voelde zich verlegen worden. Moeder zag dat.
‘Kom Janine, we gaan vanavond een pom klaarmaken, dan zie je ook hoe dat toegaat. Laten de heren maar naar voren gaan.’