Ricardo zat, en begon zich te vervelen. Hij had eigenlijk mee gewild naar de winkel. Plotseling zag hij het: een kakkerlak liep op de tafel, op al die lekkere dingen van oma. Hij moest haar waarschuwen, oma vond kakkerlakken vieze beesten.
Snel rende hij het huis uit, de poort door, het trottoir op, hij keek even naar de straat en rende toen.......Ricardo had niet goed uitgekeken, hij had maar naar één kant gekeken.
Een gierende, jankende rem weerklonk samen met getoeter. Ricardo zag iets op hem afkomen, een vrouw op het trottoir gilde. Een paar centimeter voor Ricardo kwam de auto met een schok tot stilstand. Ricardo was intussen geschrokken het trottoir opgerend en vloog de winkel binnen. Hij botste tegen oma op die kwam kijken wat er op straat gebeurde.
‘Oma, oma, een kakkerlak, een kakkerlak..........’, hijgde Ricardo. ‘Kom gauw, hij loopt op tafel, ik ben je snel komen roepen.......Oma, die mensen rijden als gekken.........Kijk die auto daar, bijna heeft hij me geslagen, hij heeft me laten schrikken, zoveel lawaai.’
De chauffeur van de auto was uitgestapt, hij zag helemaal bleek.
‘Die jongen rende gewoon de straat over. Als ik niet krachtig had geremd, had ik hem morsdood geslagen.’ Toen oma dat hoorde werd ze boos op Ricardo. Het valt te begrijpen dat onze vriend een flinke bok kreeg. Hij wist niet waar hij moest kijken, al die grote mensen keken hem zo woest aan.
Vanaf die dag rent Ricardo nooit meer op straat en als hij oversteekt, kijkt hij goed uit.
En de kakkerlak? Oma sloeg hem te pletter!