‘Hij’ fladderde naar binnen. Snel glipte ik de deur uit en ging naar het toilet. Bij de open shutter bleef ik staan. ‘Hij’ kwam al terug, ‘hij’ had onraad geroken. ‘Hij’ kwam regelrecht op de opening af. Met flitsende slagen sloeg ik met de rubberen slang in zijn richting, geluk, ik trof hem, ‘hij’ werd met een doffe smak tegen de badkamerdeur geslingerd, het was alsof ik iets hoorde kraken. Ik deed een stap in de richting waar hij gevallen was, maar ‘hij’ was nog niet knock-out. Vanuit de grond fladderde hij plots recht op me af, ik schrok me rot en vergat te slaan. ‘Hij’ wapperde nogal onstabiel langs me heen, botste tegen een shutter en vloog toen naar buiten.
De volgende dag, zaterdag, maakte ik in de middag het trottoir schoon. Ik ben gek om te wachten totdat die lantimangs het komen schoonmaken. Dan zit ik een jaar met een boes-boesie voor mijn deur.
Buurvrouw, een wat oudere vrouw, haar man was al een tijdje gepensioneerd, liep langs. We babbelden wat en ze vertelde me over háár buurman. Die vond ze toch een vreemde vogel. Die zag er vreemd uit, die keek raar naar je, die deed vreemde dingen, altijd was zijn huis dicht en donker, die had geen vrouw en kinderen. Ja gisteren werd ze midden in de nacht wakker, ze hoorde toen gedempt gekreun bij hem thuis, ach, hij zou wel een nare droom hebben.
‘Maar buurman’ vervolgde ze ‘vanochtend vroeg, het was nauwelijks licht, zag ik hem weggaan, hij liep helemaal krom en zijn gezicht was vertrokken van de pijn. Later op de ochtend bracht een taxi hem thuis, wel buurman, zijn hele linkerarm was in het gips. Wan san' bin moes psa nanga ing, ja, het moet. Daarom hoorde ik hem gisterenavond zo kreunen.’
‘Misschien is hij ergens vanaf gevallen of zo.’
‘Midden in de nacht? En alleen zijn linkerarm?
Nee, buurman, mie no brieb datie.........Waktie, ik heb U nog meer te vertellen, U bent nieuw hier, joe no sab' ding torie dies. Wij zijn hier twintig jaar geleden komen wonen, ja, twintig jaar geleden. Toen leef-