gegeven om een nieuw idee, een nieuwe visie, een andere dinkie op literatuurgebied uit te dragen. Dit boek is verder bedoeld als een aansporing om vooral jonge Surinamers ook aan het schrijven te zetten, want de in Suriname geproduceerde literatuur, vooral voor wat betreft de produktie van proza, is bezig ter ziele te gaan.
Al vóór 1975 was deze tendens waar te nemen; het was meer poëzie (dichtkunst), vaak van uiteenlopend gehalte, die de boekhandels overstroomde. We bezitten wel een Schrijversgroep in ons land, maar ook daar moeten we kanttekeningen bij plaatsen. Is er verschil tussen schrijver, literator, dichter, rijmelaar, journalist en publicist? En wat zijn de criteria waaraan je moet voldoen? Moet je als schrijver niet regelmatig publiceren, zeker in boekvorm? En wie of wat ‘benoemt’ je als schrijver/dichter?
Op nog een punt wil ik in dit voorwoord ingaan en dat betreft het taalgebruik in de verschillende verhalen. Ik zou vooral de taal-conservatieven op het volgende willen attenderen: U zult heel vaak vooral in dialogen en overpeinzingen, geen Algemeen Beschaafd Nederlands tegenkomen.
Ik ben namelijk uitgegaan yan de reële vorm waarin het Nederlands in Suriname vooral onder de jongeren gebruikt wordt. In mijn visie staat de gesproken taal centraal, de geschreven taal is daar een afspiegeling van en dient zich aan te passen aan de gesproken taal.
Misschien staat de taal die ik gebruik dichter bij het Surinaams-Nederlands dan de taal die een landgenoot in Nederland in zijn kranteartikeltjes en boeken onder de naam Surinaams-Nederlands produceert.
Velen zullen vinden dat ik het Nederlands verbaster, maar deze ‘verbastering’ heeft al plaatsgevonden op straat en zelfs min of meer in de taalboekjes van de lagere school. Verder is er geen enkele standaardtaal aan te wijzen, dus ook niet het Nederlands, die geen samenraapsel en verbastering van verschillende andere talen is.
Nog iets, op vele plaatsen zult U Sranan Tongo te-