kens aanwezig voor vier man. Er was één zaklantaarn voor het minimaalste licht, nodig om de gegevens neer te schrijven. Ander licht mocht natuurlijk niet gemaakt worden. Het was een koude nacht en de radio werd erg gestoord. Omstreeks middernacht plotseling hollende mannen om de drukkerij, Duitse stemmen en schieten. Het clubje bij de radio verstijfde. Ze dachten dat ze verraden waren en omsingeld. Het had geen zin om de spullen weg te werken, dat zou toch onmogelijk zijn. Wel werd snel uit de vensterbank in het kantoortje een voorwerp verwijderd, teken voor de drukkers die in de vroege morgen zouden komen, dat de zaak niet pluis was. Voor de rest rookten ze een sigaret en wachtten.
‘Erg jammer dat we nog niet weten of hij herkozen is,’ zei er één.
‘Nee, daar kom je op de Weteringschans niet achter,’ zei de ander. Fluisterend.
Er was een kruik jenever beschikbaar en daar nam ieder een slok uit.
‘Ja, jammer...’ zei iemand, heel, heel nadenkend.
Het geluid verstomde en de voetstappen trokken weg. De andere dag bleek dat een Duitse patrouille Grüne Polizei dieven betrapt had in een belendende fabriek van suikerwerken. Om zes uur kwamen de eerste drukkers. Toen was de kopij gereed. Een aanvullende beschouwing kon vóór acht uur gehaald worden bij één der redacteuren, een man die thans professor in de geschiedenis is te Leiden. Toen in die novemberdagen van 1944 maakte hij zelf geschiedenis.
Vóór tien uur, op 8 november 1944, waren er 60.000 pamfletten beschikbaar om verspreid te worden of doorgezonden naar andere centra.
Niet lang daarna, voor het vervaardigen van ander illegaal drukwerk, werden de eigenaar van de drukkerij en vier (of vijf? ik weet het niet eens meer precies) gepakt en gefusilleerd. Nee, het vrije woord dienen was geen gemakkelijke zaak in die tijd. Zo was het toevallig ook nog eens een keer.
Hier volgen enkele citaten uit het pamflet: ‘Enkele maanden voor de machtsovername der nazi's werd hij voor de eerste maal tot president gekozen, namelijk in november 1932. Sindsdien is hij de grote tegenspeler van Hitler geweest en wij kunnen niet dankbaar genoeg zijn, dat het Amerikaanse volk heeft ingezien dat er een onvergeeflijke fout gemaakt zou worden, wanneer men deze man, op het moment dat zijn aartsvijand de dodelijke slag toegediend zal worden, het stuur uit handen had genomen...
Dat is niet gebeurd. De giftige taal van Hitler bewijst welk een tegenstander hij in hem herkende. In 1941 noemde hij Roosevelt de “zogenaamde president”, dien hij “geestesziek” achtte en die “sedert het uitbreken van de oorlog zijn geweten in steeds toenemende mate bezwaard heeft met een reeks van de zwaarste misdrijven in strijd met het volkenrecht...”
Doch niet alleen om het voeren van de oorlog zijn we dankbaar, bovenal ook om het winnen van de vrede... Niemand weet precies wat het Amerikaanse volk zal doen of nalaten, maar voorzover een mens macht heeft en enige zekerheid geven kan, bezitten wij die in deze president, die met zijn leven bewezen heeft dat hij “de kleine man”, de “forgotten man” niet vergeet en die zo weinig