In de schaduw van gisteren
(1967)–H.M. van Randwijk– Auteursrechtelijk beschermdVan Lonely Hunters tot slagvaardig legerIn het voorjaar van 1944 stond het vast dat Duitsland de oorlog had verloren. De vraag was alleen maar ‘wanneer’ en ‘hoe’. Dat ‘wanneer’ kon volgende week zijn, over een maand, een half jaar, een jaar misschien, langer nog. Dat ‘hoe’ kon betekenen een ineenstorting van Duitsland op het binnenlandse front, een generaalsopstand en dus regeringswisseling met daaraan verbonden vredesvoorstellen. Het kon ook betekenen landingen op de westkust van het Europese continent en grote veldslagen in Frankrijk, België en Nederland. Op alles tegelijk moest men zich voorbereiden, op een plotselinge ineenstorting zowel als op een langzame verovering van het bezette gebied. Op een snelle ommekeer én op een lange duur. In alle ernst, kunt u mij zeggen hoe dat moet? Een plotselinge ommekeer en een vrede, die ons net zo verrast als de oorlog dat in de meidagen van 1940 deed. Goed, maar de Koningin en de regering zitten in Engeland. Ze weten van de toestanden in bezet gebied weinig af. Ze zijn ook niet één, twee, drie hier. De secretarissen-generaal, de hoogste achtergebleven ambtenaren dus, zijn gecompromitteerd of erger. De opperbevelhebber is in gevangenschap. De Hoge Raad is op z'n zachtst gezegd lauw, eigenlijk erger. De politie is onbetrouwbaar. Het leger is ontbonden of gevankelijk weggevoerd. De meeste goede burgemeesters hebben de benen genomen, de slapste en de slechtste zijn blijven zitten, als het al niet nsb'ers zijn. En zo voort. Zeg maar wie de touwtjes in handen nemen moet. Onderwijl groeiden de tegenstellingen in ons volk. De afstand tussen collaborateurs en goede vaderlanders wordt groter. Wraak- en haatgevoelens nemen met de dag in hevigheid en omvang toe. Het administratieve apparaat van de staat functioneert steeds slechter. Wie moet het doen? En als er al iemand zou zijn, hoe moet hij het doen? Wie zullen zijn helpers zijn? Hoe kiest hij zijn mensen? Hoe wordt de apparatuur aangevuld? Hoe weet men wie goed of fout is geweest? Als u een oplossing weet, ga uw gang. De vroegere leden van de politieke partijen, zegt u. Jawel, maar daarvan zaten er ook gevangen, en ze waren lang niet allemaal even goed. Overigens, die hadden contact met elkaar in het zogenaamd Groot Burger Comité, maar... zij waren politici, politici zonder partij want die was uit elkaar geslagen en functioneerde vaak niet meer, zelfs niet ondergronds in voldoende mate.
Het leger? Maar wie dan van dit leger? Er waren ook foute officieren, er waren ook laffe officieren, die niets hadden gedaan dan toekijken, er waren zeer vele | |
[pagina 266]
| |
officieren die zich vrijwillig in krijgsgevangenschap hadden gemeld. Er was een rest overgebleven, een actieve rest, verzameld rond een paar mannen die zich (zoals dat trouwens altijd ging bij, ondergronds werk) eenvoudig hadden opgeworpen tot leider, omdat de officiële leiding er niet meer was. Moesten die het doen? Jawel, zei de leiding van de od, de Orde Dienst, die uit officieren bestond. De Staat van Beleg is nooit opgeheven en dus is het militaire apparaat automatisch gezagdraagster als die vreemde dagen komen, waarin geen Duitse meester het meer voor het zeggen heeft en geen Nederlandse regering plus apparaat uit Londen is overgekomen. Ho, ho zeiden de politici, wij zijn er ook nog. Ho, ho zeiden de verzetsgroepen, wij ook. Het ‘verzet’ dus, maar wat was dat? Men kende elkaar hoogstens onder een valse naam, men wist vaak niet eens of men een politieke overtuiging had (behalve moffen-hater) of zo ja, welke. Men wist niet eens hoe groot een verzetsgroep was, landelijk, regionaal, plaatselijk. Men wist niet eens met welke zaken en taken zo'n groep zich allemaal bezig hield. Waren de communisten het talrijkst of de calvinisten? Of de socialisten? Of zaten ze, waar het zo uitkwam, eigenlijk allemaal door elkaar heen. Ja en nee, is het antwoord daarop. Er waren terdege verzetsorganisaties met een bepaalde kleur, andere weer zonder. Nee, dat ging ook zomaar niet. Vooruit, laten we de knoop doorhakken en zeggen: De geallieerden moeten het maar doen. Laten ze maar een divisie parachutisten hier naar beneden gooien met administratief personeel erbij. Die zijn het dan. Maar... die weten niks van bezet Nederland af en die zullen toch om iets te kunnen doen met vertegenwoordigers van het Nederlandse volk moeten overleggen. Waar zijn die vertegenwoordigers? En daarmee is ons verhaaltje rond. Hoe komen we, in zulk een tijd!, aan mensen, die geacht mogen worden het Nederlandse volk van A.D. 1944 te vertegenwoordigen? En daarmee zijn we weer bij ons uitgangspunt.
En dan te bedenken dat de tijd drong. De vijand werd steeds driester. De verzetsacties steeds heviger en omvangrijker. Uit Londen komen steeds meer berichten: het Nederlandse volk moet dit doen en dat doen, bij een invasie zus of zo, maar... wie zorgt dat dit gebeurt en op grond van welk gezag? Er moeten meer wapens komen uit Engeland! Wie verdeelt ze? Er zal op een goede dag gestaakt moeten worden, de spoorwegen bijvoorbeeld; wie bepaalt het uur? nsb'ers en andere handlangers van de vijand zullen opgepakt moeten worden; wie doet het? Willekeur moet voorkomen worden; door wie? Ga zo maar door. Er is in deze kroniek al eerder over deze problematiek gepraat maar toen heel summier en schematisch.
In het voorjaar van 1944, nu dus twintig jaar geleden, was deze zaak echter zo | |
[pagina 267]
| |
urgent geworden, dat er gehandeld en gekozen moest worden. Ook de regering in Londen wenste het. Gelukkig was er inmiddels genoeg contact ontstaan tussen Londen en bezet gebied om met elkaar hierover van gedachten te wisselen. Via geheime zenders. Via geheime boodschappers. Denkt u echter vooral niet dat dit te vergelijken is met de wijze waarop wij thans via de ptt met elkaar kunnen communiceren. Misverstanden bij de vleet. Maar nu ter zake. Er waren enkele organisaties die zich, voor het geval dat een situatie zonder Duitse macht en zonder aanwezige wettige overheid zich zou voordoen, hadden opgeworpen als zodanig op te treden. We noemden ze reeds vroeger. Het Groot Burger Comité, een groep politieke leiders, in bescheiden mate. De od, in onbescheiden mate. Daarbij kwamen in het voorjaar van 1943, rondom de april-mei staking, het Nationaal Comité van Verzet, en de Raad van Verzet, een groep zeer actieve verzetslieden, flinke kerels, niet flinker dan andere verzetsstrijders en zeker niet met meer autoriteit bekleed, ook al zeiden ze in die dagen: ‘Voor onze landgenoten is het dus zaak de autoriteit van de Raad van Verzet te erkennen.’ Wie het niet deed, werd met fikse, en bloedige straffen bedreigd. Geen van de vier dus, maar wat dan wel? De tijd drong. In december zocht een bewoner uit Coevorden contact met de heer Cramer, zo juist afgetreden als commissaris van de Koningin in Drente en toen lid van de leiding van Vrij Nederland. Deze Coevordenaar op zijn beurt had weer contact met een Duits officier, een overste Staehle, die kwam vertellen dat er in Duitsland een Putsch tegen Hitler werd voorbereid. Indien deze gelukte zou er in Nederland een ander Duits bewind komen. Dit zou vrede sluiten en Staehle wilde weten wat de verzetsbeweging in zo'n geval zou doen. Cramer nam contact op met enkele andere Nederlanders uit zijn omgeving, onder anderen Van Heuven GoedhartGa naar eind65, Bosch van RosenthalGa naar eind66 en nog enkelen, waartoe ook Sjoerd van Vliet behoorde. Men wendde zich tot Londen. Londen geloofde het niet (al bleek het zes maanden later maar al te waar te zijn) maar het probleem van een gezagsvacuüm was daarmee toch wel urgent geworden en dat begreep ook Londen.
Echter niet alleen voor Londen. Ook in verzetskringen groeide de behoefte aan meer contact, meer samenwerking, en groeide ook het besef dat de illegaliteit een zekere verantwoordelijkheid bezat ten aanzien van een goed verloop van de overgangstijd van oorlog naar vrede. Een aantal organisaties had inmiddels een ‘Kern’ opgericht, een contact-orgaan. Enkele groepen, zeker geen onbelangrijke waren er lid van, veel meer, ook niet onbelangrijke waren er geen lid van. Ook deze ‘Kern’ had de neiging zich min of meer als representant van het verzet op te werpen. Meer was het niet. En weer hoor ik uw vraag: Wat dan in vredesnaam wél! Heel eenvoudig lezer, niets, niemand! Het moest eenvoudig nog gemaakt worden! Maar hoe? En nu ik bemerk dat deze kroniek toch te lang zou worden als ik het allemaal in één keer moest vertellen, volsta ik voor ditmaal met enkele persoonlijke her- | |
[pagina 268]
| |
inneringen. Wat betekende het eigenlijk, wanneer men zo'n eenvoudige zin uitspreekt als ‘Het verzet moest gecoördineerd worden’?
Uit Londen komt een agent, dat wil zeggen een jonge man, die de moed heeft boven Nederland uit een vliegtuig te springen, in onbekend gebied komt, mensen moet opzoeken die hij niet kent, gejaagd door de Duitse politie als grof wild, met een klein microfilmpje in zijn bezit, waarin de regering een boodschap in 19 punten heeft vervat, bestemd voor de illegaliteit. De man meldt zich op een adres dat juist even tevoren door de Sicherheitsdienst is overvallen. Hij heeft z'n smoesje klaar, wordt gefouilleerd, weet het microfilmpje in zijn zakdoek te verbergen, maar is er toch dusdanig door van streek dat hij het verbrandt en is honderdmaal voorzichtiger geworden om zomaar direct opnieuw contact te leggen met die illegaliteit. Overigens, het microfilmpje was niet zo veel waard. Er bleek alleen maar uit, dat men in Londen de situatie in bezet Nederland ook niet kende. Trouwens, hoe zou dat mogelijk zijn. Er kwamen berichten binnen van eenzame Engelandvaarders, maar die waren ook maar van stukjes en beetjes op de hoogte. Er kwamen berichten in Londen binnen via de zogenaamde Zwitserse weg, waarbij ik zelf nauw betrokken was, maar ook via andere spionageorganisaties. Ieder zei zo veel mogelijk de waarheid. Dit werkte wantrouwen in de hand en die kon zo sterk worden dat bijvoorbeeld de od zelf met een berichten- en spionageafdeling op zijn beurt de Zwitserse weg ging bespioneren, zelfs in een gefingeerde overval door gefingeerde sd'ers het materiaal wegstal. Begin maar eens met je contacten! Cramer uit Drente leerde ik kennen via Stufkens, het latere Eerste Kamerlid. Hij kende op zijn beurt de man uit Coevorden goed, die het contact verzorgde met de Duitse majoor Staehle, Staehle werd na de officiersputsch gefusilleerd. Van vóór de oorlog kende ik Slotemaker de Bruine, thans kamerlid. Hij was de centrale man van de Zwitserse weg. Berichten naar Zwitserland werden onder anderen overgebracht door Kraayenhof, van het thans beroemde accountantskantoor, en door een tb-student die om gezondheidsredenen in Zwitserland mocht wonen, en meermalen zijn leven waagde met clandestien naar Nederland te komen.
In Aerdenhout woonde een man, diep ondergedoken, die een weg wist naar Spanje. Door hem werd ik gestuurd naar een onderwijzer in Hoevelaken. De man in Aerdenhout bleek Johan Doorn te zijn, later één van de oprichters van de Raad van Verzet. Hij is tegen het eind van de oorlog bij een poging om door de linies te breken doodgeschoten. Ook de onderwijzer uit Hoevelaken is doodgeschoten - later. Op een van mijn onderduikadressen komt een man, goed bekend bij mijn gastheer, die mij in relatie brengt met de leiding van de rvv. Het gebeurt in een kleine woning in Amsterdam-West, quasi een fabriekje van surrogaat parfumerie-artikelen. Later blijkt de man, die ik daar ontmoette Gerben Wagenaar te zijn. Bij een nieuwe ontmoeting raken we samen in een razzia en kunnen ons | |
[pagina 269]
| |
redden door in het speeluur van een school (de juf riep juist de kindertjes binnen vanwege de razzia) mee naar binnen te vluchten. Hij zal een ontmoeting organiseren met een collega van de Raad. Het loopt via jhr. Sandberg van het Stedelijk Museum, via Röell op de Amstel. Er volgt een ontmoeting met een stille, schuwe maar hartstochtelijke man, met wie ik 's avonds onder de uitspruitende bomen van de Amsterdamse grachten ook over sprookjes en kunst praatte. Het bleek later Gerrit van der Veen te zijn. Doodgeschoten. Er was een klein drukkertje in Diemen. Bezitster was eigenlijk een vrouw, die wij tante noemden. Er werkte een jongeman daar op de secretarie en we konden illegale krantjes en andere gevaarlijke dingen bij hem op het raadhuis opbergen. Hij had contact met een ‘heel hoge officier’ die ‘door de regering aangewezen was’. Er volgden ontmoetingen in Den Haag, in Amsterdam-Zuid en op vele andere plaatsen. De officier bleek later Six te zijn, de jongeman is nu burgemeester van Velsen, meen ik. Hij was ons contact met de od. We stuurden hun berichten via de Zwitserse weg naar Londen, onder de letters KB, hetgeen niet Koninklijk Besluit betekende. K stond voor de jonge man, die iets wat goed was ‘knots’ noemde, en vandaar door ons Knotise werd genoemd. B stond voor ‘baas’, zo noemde Knotsie de heer Six. Ik zat ondergedoken in een huis op de Prinsengracht, niet ver van Anne Frank. Het behoorde aan een oude dominee, Oorthuys, de vader van de fotograaf Cas Oorthuys. Mijn vrouw was juist losgelaten uit de gevangenschap, maar had een soort huisarrest en werd in onze eigen woning elke dag door de sd opgebeld om na te gaan of ze thuis was. De huishouding op de Prinsengracht werd waargenomen door een onderwijzersechtpaar, waarvan de man tevens een ondersteuningsorganisatie, ontstaan tijdens de Februaristaking, van mij had overgenomen. Zo greep alles in elkaar en liep alles door elkaar.
Toen Van Heuven Goedhart via Spanje naar Engeland vertrok om de regering over de feitelijke situatie in Nederland in te lichten, vertrok hij uit ons huis op de Prinsengracht. Hij is betrekkelijk kort na de oorlog gestorven. Ons eerste contact met het Nationale Comité van Verzet vond plaats via iemand van het studentenverzet, op een bovenhuis aan de Weteringschans. Ik ontmoette er een klein mannetje, niet erg imposant vond ik, maar na de oorlog bleek het Neher te zijn, directeur van de ptt en voor een tijdje minister. Zoek dat maar eens uit als je iemand ontmoet onder de schuilnaam Dijkstra. Op een adres staan enkele koffers vol spionagemateriaal van de Zwitserse weg. Er dreigt gevaar! Mijn collega Dolf, thans rechter in Amsterdam onder zijn werkelijke naam Van Namen, en ik zullen de koffers weghalen. Het is op de parterre. We doen het, maar wisten niet dat op één hoog de sd zat te wachten. Door het oog van de naald dus! In een park ontmoetten we, door bemiddeling van Knotsie een magere lange man uit Rotterdam, leider van een gewapende verzetsgroep, met wie eveneens de coördinatie wordt besproken. Hij blijkt later een van de bijna mythologische figuren uit het verzet te zijn geweest. Lange Jan, maar wist ik veel! Hij is doodgeschoten. | |
[pagina 270]
| |
Ik zou eindeloos kunnen doorgaan. Wie zijn geduld verloor, wie te veel ineens en met te velen tegelijk wilde organiseren, wie elk verhaaltje over een weg naar Engeland wilde geloven, liep op een kwade dag zeker tegen de lamp. Zo werden Wim Speelman en de zijnen in het Parkhotel overvallen. Hij is ontsnapt, later weer gepakt en doodgeschoten. Zo werd mijn vriend en medewerker Henk Hos gepakt en na een proces, waarin hij, reeds ziek zijnde, zich met bovenmenselijke dapperheid gedroeg, gefusilleerd. De contacten die nodig waren, doorliepen alle lagen van de bevolking, oud en jong, arm en rijk, hoog en laag, en maar zelden was bekend wie wie was. Toch kwamen in juli 1944 de afgevaardigden van bijna alle grote verzetsgroepen van Nederland bijeen op een bovenverdieping van een kantoorpand op het Singel in Amsterdam. Er werd een overkoepelende organisatie gesticht, die alle richtingen, gezindten en groepen omvatte, een democratisch opgebouwde organisatie, die bovendien kon functioneren en snel en slagvaardig kon zijn. Daarin bleek Nederland andere bezette volken van Europa ver vooruit te zijn en konden tegenstellingen als in Joegoslavië en Polen en Griekenland en Frankrijk worden voorkomen. Daarover een volgende keer. Het voorjaar is nog niet uit. Wel gedoofd zijn de levens van velen, van wie ik er hier enkelen noemde. In gedachten zie ik ze voorbijtrekken. Mijn hart bloedt. Was het de moeite waard? Hadden ze op een andere manier ons volk en de toekomst kunnen dienen? In ieder geval hebben ze de problematiek van Hochhuts spel De Plaatsvervanger niet gekend. Of het antwoord of de houding van paus Pius xii juist was behoeft niet meer bediscussieerd te worden. Het is allang geleden gegeven. Door deze doden - onder anderen. 28 maart 1964 |
|