In de schaduw van gisteren
(1967)–H.M. van Randwijk– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 151]
| |
De Duitse ijver, soldatenijverHet proces tegen de Duitse professor LeibbrandGa naar eind40, een voormalig officier in Hitlers leger en thans een internationaal gewaardeerd stedebouwkundig adviseur, geeft altijd wel iets te denken en te herinneren. Op Leibbrands bevel werd er in Frankrijk een dertigtal Italiaanse gevangenen neergeschoten, toen de geallieerde legers al in aantocht waren. Leibbrand beroept zich op bevel van hogerhand. De soldaten die de gruwelijke slachting uitvoerden, staan niet voor de rechter. Zij beroepen zich ook op bevel van hogerhand. Dat argument is door de rechters aanvaard. Zoals in het verleden en zoals het in de toekomst nog wel enkele malen zal gebeuren. De officier, thans professor, Leibbrand werd door gebrek aan bewijs vrijgesproken. Zijn ‘Vorgesetzer’, de nog weer hogere officier Kurt Dernesch, tot voor kort Stadtkommandant van Wenen, ontkent een dergelijk bevel aan zijn ondergeschikte Leibbrand gegeven te hebben. De beklaagde echter houdt vol...
Zo is het raderwerk van een leger in oorlogstijd. Bevelen en gehoorzamen, en weer gehoorzamen, en bevelen, en nog weer een bevel van nog hogerhand en nog weer hogeren gehoorzamen en geven op hun beurt het misdadige bevel naar beneden. Dat is niet alleen zo in het Hitler-leger, het kwam en komt in elk leger voor. Ook bij de geallieerden in oorlogstijd, ook bij de Nederlanders in Indonesië, ook bij de Fransen in Algiers. Als er een onnodige slachtpartij uit voortkomt beroepen de soldaten zich op het bevel van hogerhand, de officieren op een bevel van hogerhand enzovoort enzovoort. De rechter erkent deze bevelsdwang. Zelfs bij Eichmann heeft men nauwkeurig onderzocht of hij hier en daar op eigen initiatief handelde, of hij soms méér deed dan hem bevolen was enzovoort. Had hij zich maar binnen de perken van zijn van hogerhand gegeven bevelen gehouden. Miljoenen joden zouden ook wel zijn vermoord, maar met de algemene erkenning van de noodzakelijke militaire discipline zou zijn verdediger het heel wat gemakkelijker hebben gehad. Men heeft na de oorlog gepoogd, onder andere ook in het Duitse militaire recht, een stukje eigen verantwoordelijkheid in te schakelen en ongehoorzaamheid aan immorele bevelen op zijn minst als toelaatbaar te achten. Maar het is allemaal vaag en erg voorzichtig. Zodra het oorlog is wordt het theorie. In een zaak van leven of dood wordt de uitvoering van bevelen een zaak van leven en dood en wordt ongehoorzaamheid een zaak van de dood. Dat is één van de diabolische kanten van het oorlogsbedrijf.
Ik kies in dit juridische probleem geen partij. Althans hier en nu niet. Maar in het proces Leibbrand is ook een andere mogelijkheid duidelijk gedemonstreerd. Twee soldaten kregen opdracht een nog overgebleven levende Italiaan alsnog neer te knallen. Ze gingen met de man het bos in. De Duitse soldaten spraken samen af niet te schieten. Ze gaven de Italiaan wat leeftocht en een paar sigaret- | |
[pagina 152]
| |
ten mee voor onderweg. Ze lieten hem vluchten en schoten voor de vorm enkele salvo's in de lucht. Teruggekomen meldden ze hun ‘hogere’ dat het bevel was uitgevoerd. Was dat riskant? Ja natuurlijk! Maar de hele oorlog is riskant en dit was in ieder geval risico nemen zonder moord! En kijk, dat risico-nemen-zondermoord, daartoe hebben maar heel weinig Duitsers de moed gehad. Dat vereist een bijna bovenmenselijke moed, is men geneigd op te merken. Ik geloof het niet. Het geheim ligt ergens anders. Het veronderstelt een sceptischer instelling jegens de ‘hogere’, een zeker natuurlijk wantrouwen jegens bevelen, maar bovenal een stukje vlees en bloed geworden besef van goed en kwaad waardoor de ‘ondergeschikte’ niet anders kan! Angstig, bibberend, het beroemde beeld van vrouw en kinderen, tegenover wie hij toch óók een verantwoording heeft, steeds voor ogen, voor mijn part zelfs pogend het bevel tóch uit te voeren, maar het tenslotte toch niet uitvoerend, tegen wil en dank niet. Maar dat vereist een ander geestelijk klimaat dan doorgaans in Duitsland heerst, een andere opvoeding, een ander waardenbesef, en het omverhalen van een aantal halfgoden, die vanaf de Kinderstube tot in de hoogste regionen vandaag de dag nog levend zijn. En helaas niet in Duitsland alléén. De angst voor eigen verantwoordelijkheid, de verering van de gehoorzaamheid, de overschatting van discipline, van de ‘meerdere’ en van het vaderland, de weerloosheid tegen de mythen van het eigen nationale bestaan enzovoort enzovoort.
Is dit een klein pleidooi voor ongehoorzaamheid, anarchie, vaderlandloosheid? Ach wat! Het gaat om de grenzen van deze goede zaken en om een grein natuurlijk wantrouwen jegens wereldlijke autoriteiten, hetwelk men toch zou mogen verwachten van generaties die met dit wantrouwen zo gul zijn wanneer bijvoorbeeld ‘God en z'n gebod’ ter sprake komen.
Van de theorie naar de herinneringen. Goed, laten we aannemen dat een gewone Duitse burger, eenmaal soldaat, weinig kans kreeg om zijn persoonlijkheid in bovengenoemde zin te ontwikkelen. En van huis uit had de arme ook al niet veel. Een oorvijg was geen drama in het Duitse leger, maar in het Amerikaanse maakte een man als generaal Patton zich er onmogelijk door. In een klein Zuidhollands dorpje zag ik tijdens de bezetting Duitse soldaten een vrachtwagen leeghalen. Balen meel of iets van dien aard lagen erop. Een soldaat liet zo'n zak vallen. Het regende. Gevolg: de man moest zich tienmaal, plat op zijn buik, in een plas laten vallen. Hij deed het. Het is moeilijk van dit soort mensen, met deze discipline, morele heldendaden te verwachten. Hoe gek het klinkt, ze hadden er trouwens te weinig humor voor.
Ik woonde, vlak voor de oorlog, in een straat die uitzag op een met zand opgespoten bouwterrein. Ons Hollandse leger oefende er veel. Een van de buren had een hondje, een kruising tussen een foxje en een teckel. Een onmogelijk maar | |
[pagina 153]
| |
lelijk gedrocht. In zijn onmilitaire onschuld meende hij dat de Hollandse soldaten kwamen om met hem te spelen. Ik heb er menige oefening door in de war zien lopen. Toen kwamen de Duitsers. Als hond zijnde zonder enig nationaal besef meende hij ook de Hitlersoldaten als zijn speelkameraden te kunnen beschouwen. Mis! Enkele soldaten kregen opdracht hem van het terrein te verwijderen. Tevergeefs. Er werd met stenen naar hem gegooid. Met de bajonet, heb ik gezien. Enkele dagen later was de hond verdwenen. Ik neem aan, een van de eerste slachtoffers van de nazi-terreur.
Maar dat is allemaal nog niks. Ik vraag me af waarom al die Duitse soldaten, officieren en generaals, die nu zeggen anti-Hitler te zijn geweest, altijd zo ijverig, méér dan ijverig waren en zulke méér dan goede vechtjassen. Bij de spionage waren onze geallieerde vrienden er altijd in geïnteresseerd dat wij bij onze berichten vermeldden of de Duitse eenheden veel Oostenrijkers bevatten. Dan rekende men kennelijk op minder ijver en minder vechtlust. Daar moest men bij de Duitsers niet om komen! Generaal Speidel, thans van de nato, vocht ook zolang hij de gelegenheid tot vechten had en ook nadat hij al wist dat de oorlog praktisch verloren was. Een echte Duitser! Maar laten we de generaals een ogenblik vergeten. Ik zou wat willen vragen aan die soldaat, die ik een ietwat kreupele man zijn fiets zag afgappen en dat op een plek, waar hij, zonder door zijn meerderen of kameraden ontdekt te worden, heel gemakkelijk een oogje had kunnen dichtknijpen. Was hij ook anti-Hitler? Hij zal zeker ja zeggen, maar waarom dan die ijver? En ik heb een vraag aan die Duitse gevangeniscommandant die mij als nieuweling, die bij een celvisitatie de handen in de zakken van zijn afzakkende broek hield, met een sleutel (meen ik) een vriendelijk klapje op het hoofd gaf. Zo vriendelijk, dat het bloed eruit spoot. Waarom? Was hij ook anti-Hitler? Nu zeker wel. En die honderden soldaten van die vele honderden executiepelotons, hier en in Polen en in Rusland, die joden en duizenden anderen onschuldig hebben neergeschoten (ja, ja, zonder te martelen en op bevel). Wat schoten ze goed raak! En degenen die verhongerde Hollandse mensen hun paar kilo aardappels afnamen? Was dat ook per se nodig? Op de Ceintuurbaan in Amsterdam heb ik Grüne Polizei gezien, die voorbijgangers, getuigen van het afvoeren van een troep gevangen joden, midden in het gezicht sloegen, omdat er afkeer en medelijden op te lezen stond. Voor zulke kleinigheden is geen Duitser gestraft. Ze hebben bij de gedwongen tewerkstelling geslagen, gestompt, getrapt, gescholden, maar nu zijn ze rustige pro-Westerse en welvarende Duitse burgers. Ze hebben in het Oosten dorpen in brand gestoken, het laatste vee geroofd, de laatste beschutting van burgers vernield en hun ijver was voorbeeldig. Tot aan het bittere end. Genoeg! De voorbeelden zijn met honderdtallen uit te breiden. Vanwaar die | |
[pagina 154]
| |
ijver, waarop velen in Duitsland thans nog trots zijn. Ja, goede, gehoorzame soldaten waren het! Kort geleden vluchtte een Oostduitse officier naar het Westen. Omdat hij anti-communistisch was? Nee, omdat hij de Russische bemoeiingen met zijn vak niet kon verdragen en niet genoeg gelegenheid had om zijn wieken uit te slaan. Toen men hem bij de ondervraging vroeg of de Oostduitse soldaten, in geval van ernst, op de Westduitse zouden schieten, antwoordde hij met een volmondig ja. Niet omdat ze communist zijn, maar omdat het Duitsers zijn, neem ik aan. Ziedaar. Die man uit de compagnie van Leibbrand was ietwat anders. Hij liet een Italiaan gaan. Er zijn er meer geweest zoals hij, maar verdomd weinig. Ik geloof niet, dat ze er in het huidige Duitsland een apart dankwoordje voor gekregen hebben. Integendeel, mij zijn gevallen bekend van zulke mensen, die het maar beter vinden erover te zwijgen. Ze zouden er zich in hun milieu, A.D. 1962!, maar onmogelijk mee maken.
Kijk, aan die dingen moest ik denken toen ik over het proces Leibbrand las. Ik moet er aan denken telkens als ik in Duitsland een man ontmoet die zo ongeveer 40 jaar en ouder is. Ze hebben er bijna allemaal aan meegedaan. Goed, het zij hun vergeven. Maar zo ijverig en zo goed. Daar zit ik mee. 13 oktober 1962. |
|