Verhuizen
(1888)–Hilda Ram– Auteursrecht onbekend
[pagina 4]
| |
Aan de vereischten der wet is voldaan. | |
[pagina 5]
| |
[pagina 6]
| |
[pagina 7]
| |
IN het verslag over den tienden vijfjaarlijkschen prijskamp der Nederlandsche Letterkunde werd, naast veel lof over mijn ‘Klaverken uit 's levens akker’ ook de aanmerking gemaakt, dat de vorm dezer idyllen, - rijmlooze jamben - wel eens dreigde te verloopen in gewoon proza, en dat het dus beter geweest ware, óf berijmde, óf metrische verzen te verkiezen boven de jambische decaof hendecasyllaben. Ik heb dezen wenk gevolgd en mij dadelijk | |
[pagina 8]
| |
op de metrische dichtkunst toegelegd, hoezeer ik met groote moeilijkheden te worstelen had en daarbij nog in onzekerheid rondtastte; want ik kon de regels niet vinden naar welke eigenlijk de metrische verzen gebouwd werden door onze Nederlandsche dichters. Dat ik niet alleen in deze onzekerheid verkeerde, bleek uit de prijsvraag, door de Koninklijke Academie van België uitgeschreven: ‘Over de toepassing van het Grieksch en Latijnsch metrum op de Nederlandsche Poëzij’. De bekroonde Verhandeling over dit gedeelte onzer dichtkunst heeft mij voorgelicht, en ofschoon het werk des Heeren J. van Droogenbroeck, door zijne beknoptheid en zaakrijkheid bij de eerste lezing eene tamelijk groote inspanning van den geest vergt om begrepen te worden | |
[pagina 9]
| |
voelde ik mij meer en meer aangetrokken tot de bestudeering ervan. Niet alleen de theorie der Ouden wordt daarin duidelijk uitgelegd en door voorbeelden aangetoond, maar er worden telkens zeer nauwkeurige beschouwingen bijgevoegd over de mogelijkheid van het toepassen der schemata, en het geheele systema rust op vaste gronden: de prosodia van 't NederlandschGa naar voetnoot(I) hier met zekerheid en klaarheid geregeld, en de muzikale rhythmiek. Ik heb mij dan vooreerst toegelegd op den dactylischen hexameter en in dit metron het stuk ‘De Bruiloft’ gedicht, verschenen in | |
[pagina 10]
| |
‘Bloemen en Bladeren’ 1886, doch later voor eene toekomstige uitgave geheel herwerkt. Zonder mij gebonden te achten door de regels over het gebruik der woordvoeten en monosyllaben in den hexameter, waarvan de Verhandeling (blz. 21) spreekt, voelde ik echter alras, dat de overvloed van dactylische (- - -) en dalende spondaeische (⨩ -) woordvoeten onzer taal den bouw van den hexameter belemmeren, en dat, zoo men deze beide woordvoeten onbepaald toelaat ze den rhythmischen gang van 't vers breken: wanneer men daarbij aanmerkt, dat de anapoest (- - -) en de stijgende spondaeus (- -) als woordvoet zeldzaam zijn, zoo komt men tot het besluit, dat de bouw van den hexameter met bijzondere, uit de taal zelve voortkomende moeilijkheden gepaard gaat, die wel door oefe- | |
[pagina 11]
| |
ning en zorg eenigszins te overwinnen, maar niet weg te ruimen zijn. Dit herhaald, ja onophoudelijk inwerken tegen den overvloed van dactylische en spondaeische woordvoeten werd mij waarlijk te lastig; ik kreeg eenen ekel aan den hexameter, legde een bijna afgewerkt dichtstuk ter zijde en zag naar een ander metrum uit, even breedgolvend en verscheiden als het heldenvers en waarin de rijkdom aan hooger aangeduide woordvoeten den rhythmus geen nadeel zoude toebrengen. Eerst dacht ik aan het samenstellen van een schema, doch ik zag ervan af. De opmerking van M. van Droogenbroek over sommige schemata van Dautzenberg noopte mij daartoe. Verder meende ik wel eens den hexameter met eene voorgevoegde syllabe te gebruiken, toen ik te | |
[pagina 12]
| |
goeder ure ontdekte, dat de Duitsche dichter von Kleist dit reeds - en met geen gelukkig gevolg - gedaan had. Eindelijk viel mijn oog op de proeven van den anapaestischen tetrameter, door den schrijver der Verhandeling geleverd en op treffende wijze met de zoo rijk afwisselende vormen in 't licht gesteld. Ik had mijn metrum gevonden. Mijn ‘Verhuizen’ is dus op bovengenoemd schema gedicht: toch heb ik alleen de samentrekking der - - tot - aangewend en de vervanging der - door - - daargelaten, naar het voorbeeld der Duitschers en ook van M. van Droogenbroeck:
Nu kan wel tegen deze keuze ingebracht | |
[pagina 13]
| |
worden, dat de tetrameter bij de Grieken eene lyrische maat is, enkel gebruikt in de koren; doch ik ben zoo vrij te doen opmerken, dat de hexameter, het heldenvers der Ouden, in de Duitsche en in de Nederlandsche poëzij voor idyllen wordt aangewend en dat deze maat ook zelfs bij Horatius als element in het bouwen van sommige zijner strophen (Zie Verhandeling blz. 42) wordt benuttigd. Overigens mijn ‘Verhuizen’ is als metrisch gedicht slechts eene eerste poging: de lezer zal oordeelen in hoeverre ze mag beschouwd worden als gelukt. Ik eindig met een verzoek: Men verwarre den tetrameter anapaesticus niet met het gewone trippelvers van b. v. Tollens’ ‘Echtscheiding’. Elke dezer maten is gebouwd op een gansch afzonderlijk grondbegin: de tetrameter berust op | |
[pagina 14]
| |
de prosodie; het trippelvers op het accent. In hoogergemelde Verhandeling is dit onderscheid zeer klaar uiteengezet.
De Schrijfster.
Antwerpen, Januari 1888. |
|