Gedichten(1906)–Hilda Ram– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 164] [p. 164] Onschuld Vouwt uw handen lovend saam, Heft uw hart in dank ten hoogen, Gij, wie 's Heeren gunst en gaaf Heeft tot braafheid opgetogen; Die in onschuld leeft en deugd; Die het eenig heil moogt smaken, Dat op aard de ziel verzaadt, Dat noch tijd noch dood kan raken. In uw hart is 't paradijs: Rond u ziet gij enkel zegen; Wrok noch spijt noch bitterheid Treft ge op 's Heeren effen wegen. 't Brandend haken, dat het hart Doet verschroeien, 't nutloos rouwen, 't Is u alles onbekend: Op uw vrede moogt ge bouwen. [pagina 165] [p. 165] U is blijdschap, u is rust, U is kalme, zoete vrede: Dat ge die behouden moogt, Zij uw beste, warmste bede. Al wat buitendien u lokt, Schijnschoon is 't, omhulde logen. Blijve steeds uw argloos hart Boosheids wreede list onttogen! Vorige Volgende