Gedichten(1906)–Hilda Ram– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 76] [p. 76] De Pop Ja, kus uw popje, lieve meid, En druk uw warme, malsche lippen Met geestdrift op haar koude wang. Ja, koester in uw mollige armen Haar harde leên, onbuigzaam, log. Nog kunt ge, wat ge geeft, niet schatten; Nog bergt uw rijke liefdestroom, Met golf op golf zijn diepe bedding: Nog is u 't enkel geven vreugd. Wat maakt het, of ge op harde rotsen Of mulle zand uw schatten plengt? Geen vergen kent ge, - liefdes foltring. Ja, kus uw popje, lieve meid, En leer de les die 't vrouwenharte Moet oefnen tot des levens eind... Ei! immer warmt uw eigen boezem [pagina 77] [p. 77] Het logge voorwerp uwer min: Niets kan als 't vrouwenharte gloeien, Gelukkig, zoo ge 't niet ontdekt! Gelukkig, zoo die heldere oogen Van schuldloos heil en wellust vol, Nimmer het pijnlijk hunkren spreken Van 't smachtend, liefdedorstig hart. Ei! mocht ge nimmer 't vergen leeren. Vorige Volgende