Album Joannis Rotarii (Johan Radermacher)
(ca. 1560-1620)–Johan Radermacher (de Oude)– Auteursrechtvrij
[Folio 179r]
| |
[123. Anoniem, Variatie op de lofzang van fol. 178r.]DESE acht versen aldus verandert maken desen lofsangh singhbaer op de wyse vanden 19.n Psalm. Ga naar voetnoot1[Links:] 1.Myn siel maeckt groot den Heer,
Myn geest verhueght hem seer
In mynen Godt seer goet,
Die met nieuw segening
My syn dienstmaecht geringh
Nu dus besoecken doet.
2.Gy hebt o heer etcetera
3.Gy hebt, heer, van jongs aen
My [-soo] veel meer goets gedaen
Als ick can mercken aen:
Ja soud' ickt noemen al
My soudet' groot getal
Seer verr' te boven gaen.
4.Doch, t'welck etcetera.
5.Gy als een herder trouw,
hebt my [-aen]LopL groen landouw
steeds lieffelyck geweydt:
End aen dat water soet
Van uwe kennis goet
Met uwen staf geleydt.
6.Wie ben ick doch o heer etcetera.
7.Al dit u docht te syn
Te weynick, o Godt myn,
Gy stelt my heel in rust:
Gy neempt my by den handt,
End voert my aenden Cant
van eene Beeck ter lust.
8.Op dat dien Palmeboom etcetera.
9.Och heer hoe costlyck is
U'gunst voor die gewis
Onder u'vlueglen rust!
Gy laeft hem met het vet
Uw's huys, en drenckt hem met
De beeck uwer wellust.
10.Gepresen sy myn Godt etcetera
11.Geeft, Heer, dat dit plantsoen
Vrucht brengh'in [-go] recht saisoen
Tot aengenaeme spys',
Geeft dat syn bladers syn
Tot heylsaem medicyn
Dienen tot uwen prys'.
12.Geeft dat onse tacken wyt
[Rechts:] 13.Eyndlyck, maakt ons bequaem
Te heylgen uwen naem
Te dienen U met vlyt
want U'goetheyt voortaen
Voor ale' [sic] die oprecht gaen
Beclijft tot allen tyt.
14.Gy al die vreest etcetera
15.Voorts, gy mijne siele wilt
Den Heer, U'son en schilt
opoffren lof en danck:
End al dit groote goet,
Dat hy U schencken doet,
Gedenck U'leven langh.
| |
[Folio 179v]
| |
[blanco] |
|