Speceryen-geur, ofte Eene verzaameling van uitmuntende gezangen
(1735)–J. G., A. de R.– Auteursrechtvrij
[pagina 57]
| |
II.
De Nacht, tot rust geschapen
Van al wat adem haalt,
Nood 't moede lyf tot slapen;
Tot dat de Zon weêr straalt.
Wy leggen ons ter neêr:
Laat uw Heirschaaren zorgen,
Van nu aan tot den morgen;
Dat ons geen onheil deer.
III.
Doe ons met vreugd aanschouwen
Den blyden Dageraad;
En sterk ons in 't vertrouwen,
Dat Gy ons nooit verlaat:
Zo schept elk nieuwen moed,
Naar Christus les te leeven;
En U steeds aan te kleeven,
In voor- en tegenspoed.
|
|