Speceryen-geur, ofte Eene verzaameling van uitmuntende gezangen(1735)–J. G., A. de R.– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] Goddelyk aankleven. Uit Psalm LXXIII. Stem: Lofzang Mariae. I. Wien heb ik, goede God, Myn Heer, myn heil, myn lot, Als U alleen, hier boven! Gy zyt al myn vermaak! Op Aarden is geen zaak, Die dien smaak kan verdoven! II. Wanneer myn vleesch en hert, Van kommer, angst en smert Verwonnen, gantsch bezwyken; Blyft Gy, den toorn ten trots, Myns hertens deel en rots, Die nooit van my zult wyken! [pagina 43] [p. 43] III. Die U niet aan en kleeft, Maar elders zich begeeft, Zal als een slek verteeren: Gy zult hen roeijen uit Met wortel, stam en spruit, Die van U afhoereeren! IV. Ach! 't is voor my zo goed, Heer, wat my ook ontmoet, U trouw'lyk aan te kléven! Ik steun op 't heilig Bond, Bezwooren door uw mond: Uw Liefde is myn léven! V. Ik hoop eens ryke stof Te krygen, om uw lof t'Ontvouwen, die U vreezen: Als uw heilryke hand Myn ziel, dat dierbaar pand, Heeft van zyn quaal geneezen! Vorige Volgende