De Hollandsche Liis met de Brabandsche Bely
(1629)–Gillis Jacobsz. Quintijn– Auteursrechtvrij
[pagina 91]
| |
Waerschov-gedicht, van dit boeckien, aen de ionge ievgdt
| |
[pagina 92]
| |
Gy, Jongesel, wordt oock gebeden
Te letten op mijn Meesters reden,
Tot dijn bekeer en baet gedaen:
Neem hierom acht op sijn vermaen.
Ga naar margenoot+V boosheyt is so ver gekomen,
Dat s'al het Landt heeft ingenomen,
De Steden oock; die, over al,
Sijn al te vol van u getal.
De Jeugdt is nu so uytgelaten,
In dertelheyt, op alle straten,
Dat dit alleen den Jongsten Dag
Aenwijft, die u haest treffen mag.
| |
[pagina 93]
| |
Want, u quaedt Saet sal oock opwassen,
In boos geraes, door suype-brassen:
So, dat die Dag haest komen moet.
Dies valt den Heer, in tijds, te voet.
Wilt gy my nu, met vreugde, lesen,
En wel verstaen, so kunje wesen
Gesticht, door al het dol getier
Van Lyse-Moer, Ons Hollands Dier.
Komt gy te kort van dese boeckon,
So wilt ons in den Hage soecken,
Geteyckent by mijn Meesters pen:
Tot welcker schrift dijn oog gewen.
| |
[pagina 94]
| |
De ander druck sult gy verachten,
Wilt gy meer schrift van hem verwachten.
Koopt niet een boeck, op mijn vermaen,
Als, daerje siet sijn name staen.
So gy dit doet, dan kan sijn schryven,
Tot u vermaeck, te meer beklyven.
Wilt na de druck, by ander lien
Hem na gedaen, niet omme sien.
Dan sal hy u noch meer vermaecken
Door soeter Dicht, in schryve-saecken.
Dies lieft ons seer en doet den raet
Die hier geschiet, tot uwer baet.
| |
[pagina 95]
| |
Ga naar margenoot+Vaert wel, en wilt nu oock verlangen
Na meerder kunst in dichte-sangen:
Wy hopen u, de naeste mael,
Te tonen noch al soeter tael.
Sijt Gode dan hier mee bevolen.
Die Hy verlicht, hier niet verdolen.
Gelooft en roemt des Heren Naem.
Dit wens ick u nu al te saem.
|