Sedigh leven, daghelycks broodt (1639)

tekstkritische noten

1638: 144

CCXXXIV. Vryer. 234⁺

Kiest oock, vrijer, vaste vreughd:¹
Hier is schoonheyt, daer is deughd.²

Liever nam ick sulck een vrouw,³

Die haer schoonheydt stelt in trouw.⁴

⁺

+ V1 Vryer: ongehuwde jongeman

1 oock: verwijst naar het vorige epigram (Vryster); vaste vreughd: standvastig geluk.

2 De onderliggende idee van dit vers is, dat uiterlijke schoonheid en deugdzaamheid niet vaak samengaan.

3 Ik verkies een vrouw.

4 Die haar schoonheid legt in haar trouw of ‘Wier schoonheid in haar trouw gelegen is’.

+ Vergelijk De Brune, Embl. XXXVI (U zelven hoort, gheen ander woord): ‘Schoon van leden, leelick van zeden/Schoone vrouwen zijn quaed om houwen./Schoone vrouwen doen menigh man rouwen./Zoeckt ghy deught en eerbaerheyd, zoo wacht u voor de schoonigheyd’.