Sedigh leven, daghelycks broodt (1639)

[p. 90]

XXXIX. Smesse. 39⁺

Ick sie ons leven, schrey en lach;¹
Ick sie een smess', hoor hamer-slagh,

Begheert' is vier, den hamer smert;³

Het aenbeeldt is ons eyghen hert.⁴

⁺

+ K2 Smesse: smidse.

1 Ik zie ons leven, ik ween en ik lach (cf. Democritus en Heraclitus, de lachende en de wenende filosoof).

3 Begheert: verlangen; den hamer smert: de hamer is pijn.

4 aenbeeldt: aambeeld.

+ Vergelijk Anthologia Graeca IX, 148: ‘Ween om het leven, Heraclitus (...). Lach nu, Democritus, om het leven’. Zie ook Warners (1947), 54-55 over deze topos bij J. De Decker en Jan Vos; zie ook Van Vaeck (1994), 602-612, in het bijzonder 608-609. Puteanus publiceerde een werk over de lach, getiteld Democritus, Sive De Risv Dissertatio Satvrnalis (Leuven 1612). Dit werk werd naderhand in een Nederlandse vertaling uitgegeven (Erycius Peteamis Vasten-Avonts Praatje, Van Democritus, Of den Lach. In Veeler Wonderens Wonderbaarelijck Lof) Amsterdam 1664).