LXIV (fol. 75)
Seer beminde ende vermaerde Heer ende Vriendt,
Ick hope dat V.L. met Monsieur Broomans geluckgelycken sult thuys gekomen syn: Hoewel geweten hadde, dat wy malkanderen noch eenen dach of twee hadden kunnen genieten. Van myne dochter en weet ick noch niet, wat seggen. Gelyck sy haeren vryen wil heeft, soo kan ick meer raden als gebieden. Dan het eerste is, om aen de moeder te schryven: gelyck ick alhier oock te kennen gaf. Nu soude ick V.L. wel willen bidden, om den tytel te hebben van Don Thomas Lopes de Viloa: of hy Ridder is van S. Jacob, ende van plaets Baron. My dunckt dat den naera is Bomael, of desgelycken. Hier mede sal V.L. my vrientschap doen. Ommers den boeck is gereet, ende by den Censeur, om van dage of morgen de approbatie te hebben. Is gedediceert aende heeren Staten van Brabant. Hope dat het werck behaegen sal, om dattet Historicum is. Den tytel is HISTORIAE BELGICAE LIBRI TRES SINGULARES, QUI LOVANIUM A GALLIS BATAVISQUE ANNO M.D.XXXV OBSESSUM, AC DIVINITUS LIBERATUM REPRAESENTANT. PRINCIPIS FERNANDI, BELLO VINCENTIS