Structuurschema's van de zin in Middelnederlands geestelijk proza
(1950)–J.A.M. Pulles– Auteursrecht onbekend
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Algemene samenvatting - besluit55. Algemene samenvatting. Hoofdlijnen der zinsstructuurIn de samenvattingen der afzonderlijke hoofdstukken hebben wij reeds, naarmate zij ter beschikking kwamen, de gegevens omtrent de verschillende hoofdtypen van zinsstructuur onderling vergeleken en uit die vergelijking onze conclusie getrokken. Daarom kunnen wij nu in deze slotbeschouwing kort zijn en ons bepalen tot een beknopt résumé van het allervoornaamste uit onze bevindingen, waaraan wij dan nog onze laatste en meest algemene conclusies toevoegen. Met het oog op de grote lijn in de zinsstructuur zetten wij dan nog even bij elkaar de cijfers van de percentages van de door ons onderscheiden hoofdconstructietypen ten opzichte van het totaal der onderzochte zinnen.
Uit deze gegevens volgt dus: 1e. De elementaire zinnen vormen bijna de helft van ons materiaal. Wij kunnen derhalve zeggen, dat een constructie waarin uitsluitend zinsdelen voorkomen die in hun onderling verband één enkele gesloten, d.i. in zichzelf volledige, primaire groep vormen en die daarbij gerangschikt staan volgens een of ander schema van ons systeem, het normale structuurtype vertegenwoordigt onder de 2000 eenheden van taalgebruik die wij uit het Middelnederlands geestelijk proza hebben geexcerpeerd. 2e. De samengetrokken zinnen van het type dat verreweg het meest gebruikelijk bleek te zijn, die nl. welke bestaan uit een volledige groep | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zinsdelen gevolgd door een of meer onvolledige groepen, vertonen de zeer geringe frequentie van slechts 8.6%. Hier hebben wij dus te doen met een uitdrukkingsvorm van de communicatie-eenheid, die in het kader van het geheel niettemin zeer ongebruikelijk blijkt te zijnGa naar voetnoot2). 3e. De meervoudige zinnen omvatten iets minder dan โ gedeelte van de gezamenlijke onderzochte constructies, zodat wij mogen besluiten, dat samenvoeging van twee of meer eenheden van een der beide zojuist besproken typen tot een meervoudig geheel weliswaar niet als een normale maar toch in ieder geval nog wel als een gangbare wijze van structureren mag worden aangemerkt. 4e. Weer zeer ongebruikelijk blijkt de vormgeving te zijn waarbij in een groep zinsdelen die door hun onderlinge samenhang een gesloten geheel vormen, elementen worden opgenomen die buiten die samenhang staan. De zinnen waarin ‘vrije’ naast ‘verbonden’ zinsdelen voorkomen, (de zgn. t-zinnen) bereiken immers slechts een frequentie van 6%. 5e. De zinnen die een structuur vertonen welke afwijkt van een der 20 elementaire schema's, en die waarvan de juiste bouw niet valt vast te stellen, vormen met hun 19% (โ gedeelte van het materiaal) toch nog altijd een belangrijke figuur in het tableau der meest algemene structuurtypen. 6e. Als wij de onder 1e, 2e en 3e genoemde zinstypen tezamen nemen blijkt, dat 75% of ¾ van de onderzochte zinnen bestaat uit constructies die uitsluitend zijn samengesteld uit ‘verbonden’ zinsdelen. 7e. De zinnen besproken onder 1e tot en met 4e, - tezamen vormend 81% of ruim โ van het materiaal, - hebben gemeen, dat zij in hun geheel resp. in elk van hun samenstellende delen gebouwd zijn naar een der elementaire schema's of een gedeelte van zulk een schema. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
56. De bijzondere zinsvormenTot zover dan wat betreft de meer algemene structuur der eenheid van taalgebruik. Met betrekking tot de bijzondere zinsstructuur, zoals die in de schemavorm haar uitdrukking vindt, zouden wij kunnen volstaan met te verwijzen naar de conclusies, ten aanzien van deze materie vermeld | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in de samenvattingen der hoofdstukken II tot en met V. Maar voor de volledigheid van dit laatste overzicht vermelden wij hier nog eens de meest markante feiten. Bij de elementaire zinnen komen de vormen S.Vf.R. en A.Vf.S.R. in ongeveer gelijke frequentie voor en zijn tezamen zeer sterk in de meerderheid tegenover de overige zinsvormen (de procentuele verhouding is 43.6/41.3/15.1). Bij de samengetrokken zinnen vinden wij, voor zover het de structuur van de basis-zinnen betreft een analoge situatie (42/42/16). De partiële zinnen hebben bijna alle de vorm Vf.R. (94.1). Bij de samenstellende elementen der meervoudige zinnen domineren de beide vormen S.Vf.R. en A.Vf.S.R. én als elementair én als basisschema, tezamen wel weer zeer opvallend, maar in hun onderlinge verhouding treedt een verschuiving ten gunste van de eerstgenoemde op, waar deze als basis-schema fungeert (52.4/29/18.6 als elementair, 61.4/27.7/10.9 als basis-schema). De partiële zin is als samenstellend element weer regelmatig gebouwd naar het schema Vf.R. (85.7). In mindere mate praevaleren de beide vormen S.Vf.R. en A.Vf.S.R. bij de t-zinnen. Al naargelang echter deze constructies op zichzelf staande eenheden zijn of delen van een meervoudige zin, worden zij in meerderheid gebouwd naar het tweede of naar het eerste schema (23.3/37/39.7 of 36/24.5/39.5). Hierin gaan zij dus parallel aan de zinnen zonder t. Uitgaande van de schema-vormen concluderen wij dus, dat een volledige groep zinsdelen normaliter geconstrueerd wordt volgens een der schema's S.Vf.R. of A.Vf.S.R., m.a.w. dat er in ons gehele materiaal eigenlijk slechts sprake is van twee zinsvormen: een drie-delige, waarbij het Subject voorop gaat, waar achter dan het Verbum finitum en de gezamenlijke Andere zinsdelen achtereenvolgens hun plaats vinden, - en een vierdelige, waarbij een gedeelte der Andere zinsdelen de rij opent, waarna dan successievelijk het Verbum finitum, het Subject en het overige gedeelte der Andere zinsdelen volgen. Hierbij merken wij nog op dat, wanneer de groep zinsdelen een op zich zelf staande zin is, beide vormen in gelijke frequentie gebruikt worden, en dat, wanneer zij een deel vormt van een meervoudige zin, een structuur volgens het schema S.Vf.R. de voorkeur geniet. Ten aanzien van de onvolledige groep zinsdelen, die als verlengstuk | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van een volledige groep fungeert, ten aanzien van de partiële zin dus, komen wij tot het besluit, dat hiervoor een constructie volgens het schema Vf.R. bijna zonder uitzondering regel is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
57. Het secundaire vormkenmerkVervolgens nog een enkel woord over het secundaire vormkenmerk. Hierbij verwijzen wij voor de exacte cijfers naar de tabellen in § 48 en § 53, waaruit wij dan, in aansluiting op de ter plaatse genomen conclusies, samenvattend tot het volgende besluiten. De elementaire zinnen zijn in hoofdzaak van samengestelde structuur (69.2%). Bij de samengetrokken zinnen blijkt de volledige groep zinsdelen bijna regelmatig een enkelvoudige structuur te bezitten (77.3%). De onvolledige groep echter vertoont slechts een geringe voorkeur voor deze wijze van structureren (55.4%). De samenstellende elementen der meervoudige zinnen worden, wanneer het elementaire zinnen zijn, in meerderheid enkelvoudig gehouden (57%); zijn het samengetrokken zinnen, dan is bij de volledige alsook bij de onvolledige groep zinsdelen enkelvoudige structuur vrijwel vaste regel (88% resp. 79%). Voorzover de t-zinnen elementaire zinnen zijn, zijn zij als zelfstandige eenheden in meerderheid samengesteld, als delen van meervoudige zinnen in de regel enkelvoudig (56% resp. 77.7%). Van de kant van het secundaire kenmerk bezien betekent dit alles, dat de frequentie van de samengestelde structuur nauw samenhangt met het algemene type en de structurele functie van de zin, en grote verschillen vertoont naar gelang deze anders zijn. Een enkelvoudige structuur is vrijwel normaal bij de basis-zinnen en dat in alle omstandigheden; bij de partiële zinnen, wanneer zij deel uitmaken van een samenstellend element ener meervoudige constructie en bij de t-zinnen, wanneer zij fungeren als samenstellend element. Een samengestelde structuur is doorgaans gebruikelijk bij de normale zelfstandige elementaire zinnen. Beide structuren blijken regelmatig te zijn bij de elementaire zinnen, wanneer zij een samenstellend element zijn; bij de partiële zinnen van de zelfstandige samengetrokken zinnen en bij de zelfstandige elementaire t-zinnenGa naar voetnoot3). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tenslotte merken wij nog op, dat constructies van de vorm S.Vf.R., welke rol zij ook mogen spelen, over de gehele lijn in meerdere mate enkelvoudig worden gestructureerd dan constructies van de vorm A.S.Vf.R. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
58. Individuele aspectenWij besluiten nu dit algemene overzicht met nog even te laten zien, in hoeverre de afzonderlijke auteurs in hun persoonlijke stijl afwijken van de gemiddelde frequentie, die wij voor de hoofd-zinstypen gevonden hebben. Daartoe diene de onderstaande tabel van procentuele verhoudingenGa naar voetnoot4).
Wij zullen nu trachten ieder van deze teksten op grond van hun meest opvallende relatieve afwijkingen van het algemene gemiddelde in een of meer der groepen 1-5, op een summiere wijze te karakteriseren. Het Leven van Jesus toont dan een duidelijke voorkeur voor meervoudige zinnen. Brugman gebruikt zeer weinig samengetrokken en meervoudige zinnen, maar des te meer t-zinnen. Hadewijch kenmerkt zich eveneens, zij het in mindere mate, door weinig samengetrokken zinnen. Bovendien nog, zulks in tegenstelling met Brugman, door weinig t-zinnen. De andere mysticus, Ruusbroec, toont zich nog sterker afkerig van t-zinnen en heeft een voorkeur voor elementaire zinnen. Des coninx summe wordt gekarakteriseerd door een opvallend tekort aan elementaire en samengetrokken zinnen en een surplus aan meervoudige constructies. Typerend voor Dirc van Delf is weer het geringe gebruik van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
samengetrokken zinnen gecombineerd met een blijkbare tegenzin ten opzichte van t-zinnen. In de auteur van de Beatrijslegende (tekst M) ontmoeten wij de enige figuur uit het gezelschap, die een duidelijke voorliefde voor samengetrokken zinnen demonstreert. Daarnaast kenmerkt zijn taal zich door het ontbreken van t-zinnen. De Gebeden tenslotte vertonen een wel zeer afwijkend beeld. Door een overmatig gebruik van t-zinnen geeft de auteur van deze tekst aan zijn taal een wel zeer uitgesproken persoonlijk cachet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
59. BesluitZo zijn wij dan aan het einde gekomen van onze taak. Ten besluite herinneren wij aan hetgeen in hoofdstuk I gezegd werd omtrent aard en doel daarvan. Het was een poging om te komen tot een eerste ordening en beschrijving der zinsvormen in het Middelnederlands geestelijk proza volgens een bepaald en in de loop van het onderzoek consequent gevolgd systeem. Zij heeft geleid tot een aantal bevindingen en conclusies die wij, indien aan een 2000-tal zinnen, ontleend aan een 50-tal auteurs, voldoende representatieve waarde mag worden toegekend, kunnen beschouwen als geldig voor het onderzochte literaire genre in zijn geheel, en die, tenminste in de grote lijn, de situatie inzake de uiterlijke syntactische vorm der eenheid van taalgebruik kenschetsen. Wij zeggen: in de grote lijn, want een eerste terreinverkenning brengt noodzakelijkerwijze mede, dat met voorbijgaan van de fijnere bijzonderheden, alleen het allervoornaamste in kaart kan worden gebracht. Het is daarom niet onmogelijk, dat bij een nadere bestudering van de stof hier en daar kleine correcties van de getrokken grenzen aangebracht zullen moeten worden. Onder de details die op de eerste plaats in aanmerking komen voor een nader onderzoek, noemen wij o.a. de vorm van de bijzin, de plaats van het hoofdwerkwoord in de factor Rest bij samengesteld praedicaat en de vorm van de factor Aanloop bij zinnen van de vorm A.Vf.S.R. Dit laatste detail kan ons wellicht opheldering verschaffen omtrent de grotere frequentie van samengestelde structuur bij deze zinsvorm. Maar niettemin heeft ons onderzoek, zoals het nu is uitgevoerd, door zijn duidelijke positieve resultaten tenminste twee dingen aangetoond, 1e: dat Overdiep met de ontledingsmethode die aan zijn vormschematisering ten grondslag ligt, de zinsstructuur in de kern gegrepen heeft; 2e: dat onder de overgeleverde teksten van het Middelneder- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lands, althans die van het geestelijk proza, met betrekking tot de zinsvorm, een zodanige onderlinge overeenstemming vertonen, dat zij meer vertegenwoordigen dan een collectie van individuele talen en er met recht en reden van ‘het’ Middelnederlands geestelijk proza gesproken kan worden. Binnen de grenzen van deze overeenstemming blijken, naar onze steekproeven uitwezen, nog voldoende individuele verschillen mogelijk om voor de innerlijke tekstkritiek wijde perspectieven open te laten. Ons laatste woord moge dan uitdrukking geven aan de hoop, dat wij tijd en gelegenheid zullen kunnen vinden ons onderzoek voort te zetten om ook de fijnere lijnen in de tekening aan te brengen, en dat ook anderen zich aangespoord mogen voelen het onderzoek van de zinstructuur omwille van zijn belangrijkheid voor de studie van de syntaxis, mede ter hand te nemen. |
|