Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Die navolginghe Christi (1958)

Informatie terzijde

Titelpagina van Die navolginghe Christi
Afbeelding van Die navolginghe ChristiToon afbeelding van titelpagina van Die navolginghe Christi

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.73 MB)

Scans (10.56 MB)

ebook (2.90 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Editeur

A. van Elslander



Genre

proza

Subgenre

non-fictie/theologie
limburg


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Die navolginghe Christi

(1958)–Jan Pelgrum Pullen–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 36]
[p. 36]

Hoe ghij Christum volgen sult in die liefde tot Godt.
Dat ix capitele.

1Christus Jesus Onse Heer die heeft hier anders nergens in 2geweest noch gewerckt dan in die liefde des Vaeders. Hij 3beminde Sijnen Vaeder, Hij eerde Sijnen Vader, Hij was in 4dat geen dat Sijn vader aenginck, Hij volbracht den wille 5Sijnes Vaders. Hij was in alles dat Hij dede vol van liefden 6Sijns Vaders ende Hij een leerden niets niet dan dat men lief 7soude hebben Godt, Sijnen Vader, ende Hem alleen om 8Sijn goetheijt ende om Sijn werdicheijt, ende niet dat wij 9dit oft dat van Hem ontfangen ende hebben sullen, dan 10alleen om Hem seluen, om dat Hij goet is ende die goetheijt 11alleen is, ende dat Hij van recht lief gehadt moet werden. 12Cristus bekende Sijnen Vaeder, Hij was inden Vader ende 13Godt den Vader wart van Christo, Sijnen eenigen Soon, 14waerachtich oock lief gehadt. Cristus stont altijt gekeert in 15Sijnen Vader mit minnen. Dit was Christus ende dat was Hij 16oock ons tot een exempel.

17Hierom sal den mensch Christum sunderlinge hier in nae 18volgen, ende hij sal mit Christo keeren in die goetheijt des 19Vaders ende sal altijt aenmercken die wonderlijcke liefde die 20Hij soe wonderlijck aen hem doet ende gedaen heeft. Dat is 21seker, eest dat den mensch keert in die goetheijt ende in die 22minne Godts, soe sal hij wonderlijck inder minnen Godts 23ontsteken werden, ende hij sal hooch opclimmen in liefden 24tot Godt, in Godt den Vader, ende dat hij in aller minnen in 25Godt begrepen sal werden. Compt den mensch hier toe, dat 26hij in Godt compt ende dat hij Godt den Vader bekent, soe 27bekent hij oock wat hij wt Godt ontfangen heeft ende wat 28liefde dat Hij hem bewesen heeft ende noch bewijst in al 29ouer al, soe moet hij ontsteken werden in liefde ende minnen. 30Ende dat hij bekennen moet, dat hij ock in alsulker liefde tot 31Godt gekeert moet sijn, ende dat hij Christum volgen moet 32inder minnen tot Godt den Vader. Godt den Vader en mach 33niet bekent worden dan door Christum ende daerom moet 34men Christum volgen, ende daer men Christum volcht, daer 35bekentmen Godt, daer men Hem bekent, daer moet Hij ock 36lief gehadt werden. Dat is seker, daermen Jesum Christum 37volcht, daer wort Godt den Vader bekent ende liefge hat.

[pagina 37]
[p. 37]

38Ende daer bemint men Godt, ende in allen Sijnen wercken, 39ende men blijft mit minnen in Sijnen wercken. Sint Jan seet: 40‘die Godt bemint, die blijft in Godt ende Godt blijft in 41hem’, ende daerom blijft hij altijt inder minnen, ende dat 42niet, als dat hij Godt bemint oft lief heeft hierom oft 43daerom, dan alleen om Godt, om hem seluer. Ende soe 44wort Godt te recht bemint, anders en wort hij oock niet 45lief gehadt.

46Dit was sus in Christo Jesu ende soe beminde Hij ende 47dat was ons tot een voorbeelt, dat wij oock soe souden Godt 48beminnen: Godt wart daer van Godt bemint. Dat Christus 49beminde Godt, Sijnen hemelschen Vader, daer Hij een mit 50Hem was, ende dat niet alsoe, dat Hij Hem seluer van Hem 51seluen als Hem seluen lief hadt, dan dat Hij lief hadt dat 52hoochste ende dat beste. Ende anders en was in Christo Jesu 53niets niet, ende Hij en cost noch en vermocht anders niet dan 54Godt, Sijnen hemelschen Vader, liefhebben ende Sijnen wil 55ende Sijn werck te volbrengen ende in Sijnen Vader te blijuen. 56Die wijl Hij nu inden Vader was ende een mit den Vader, soe 57most Hij Godt, Sijnen hemelschen Vader ock lief hebben en- 58de in Sijn liefde blijuen, ende soe was Hij in Hem seluen niet 59als Hij seluer in Hem seluer, dan als in Godt den Vader, ende 60daer was den Vader, ende dat was Hij inden Vader, ende dat 61was Godt den Vader weselijck ende daer was Christus lief- 62hebbende Sijnen Vader, ende daer was Christus, ende daer 63beminde Hij niets niet dan Godt, Sijnen hemelschen Vader, 64ende den Vader en bemint niet dan Sijnen Soon, Christum 65Jesum. Dan hoe dese minne in Christo weselijck was, hebt 66ghij int naeuolgende boeck in dat capitel van der minnen 67Christi. Dan gelijck als men Hem volcomen dragen moet nae 68Sijn wtuloeijen in minnen in Sijnder menscheijt, alsoe moet 69men Hem oock dragen van binnen in minnen nae Sijnder 70Godtheijt, daer die geest in dat ouer hooge wesen geset 71wort onwandelbaer inder minnen.

72Dan ghij moet v erst oeffenen in alle minnende wercken 73die v van Godt geschiet sijn ende noch geschien sullen, ende 74ghij moet Godt hier in altijt hebben voor oogen, mit dancken, 75mit louen, mit weerdige reuerencie, in alle Sijnen gauen. Ende 76soe sult ghij worden sterck inder minnen ende sult inder 77minnen voertgaen ende sult inniger ende meer beweecht

[pagina 38]
[p. 38]

78werden tot der minnen Godts, ende in minnen, door minnen 79verlooren werden. In der minnen moet den mensch staen tot 80Godt ende Christum volgen hier in minnen, ende moet hier 81in voortgaen, ingaen, ende daer in verlooren gaen; die min 82is soe puer, sal den mensch die geraeken, soe moet hij geen 83vremde waerom setten, dan moet Godt om Godt ende in 84Godt alleen meijnen ende minnen, ende dat in alle Sijnen 85wercken, ende in alle sijnen dingen, meijnt hij Godt, mint hij 86Godt, soe werden Sijn reden verclaert ende sijn liefde ver- 87meerdert ende hij wort meer ende meer ontsteken inder 88minnen, ende wort deuoeter in allen dienst die Godt ende die 89Heijlighe Kerck gesticht heeft, ende alle godtlijcke wercken 90volbrenckt hij inder minnen ende het is die minne. Ende 91daerom, ist dat ghij dit ende dat mint oft liefhebt, dat moet 92sijn om Godt oft in Godt, ende niet tegen Godt; Godt sal 93alleen sijn dat eijndt ende soe sal dit ende dat, dat ghij mint, 94v een hulp sijn tot Godt, ende dat v dat godtlijck sijn sal. 95Ende ist, dat ghij dit oft dat oock wt Godt ontfanckt dat 96oock geestelijck oft godtlijck is, daer sult ghij wt scheijden 97ende sult hier in niet blijuen, dan hier mit v in minnen alleen 98in Godt keren ende Hem alleen minnen ende mit Hem alleen 99v in Sijnder minnen verbeelden, ende niet mit dat oft dit, dat 100ghij wt Godt ontfangen hebt, want het moet hier al godt- 101lijck sijn, ende daer die is ende daer die sijn sal. Ende ist dat 102ghij dan sus staet tot Godt in Sijnder minnen, soe sult ghij 103te recht in der minnen claerheijt geleijt werden, alsoe dat ghij 104in deser minnen geuoet ende versaet sult werden van dat 105puere inuloeijen der eewige eenuoldige ende ongheschapen- 106der Minne, ende soe dueruloeijt werden, dat ghij van den 107brant der godtlijcker minnen in Godt geheel begrepen sult 108blijuen ende daer in minnen verteert ende verbrant sult 109werden ende in minnen wtuloeijen in aller minnen. Ende hier 110in en sult ghij hebben geen wercklijckheijt, dan bewerckt 111werden van der minnen inder minnen wegen. Want Godt die 112wil ende sal dan Sijn werck wercken sonder middel ende dat 113en sal anders niet sijn dan Godt lief hebben ende beminnen 114bouen al, ende dese min en sal dan in v niet rusten, noch dat 115en sal v niet laten rusten, sij heeft v dan geheel gebracht wt 116v seluen in Godt; ende die min in Godt ende door Godt 117geworden sijt, het moet al sijn min. Een leeraer seet: ‘den

[pagina 39]
[p. 39]

118mensch moet door die liefde oft door die minne gebracht sijn 119in Godt’.

120Want is, dat den mensch niet ouer hem gebracht en wort in 121Godt, soe en heeft hij die min niet te recht, noch hij en heeft 122Godt niet lief, als hij Hem lief soude hebben, noch hij en is 123geen dinck puerlijck werckende, noch gebruijckende. Dat is 124seker, sijt ghij niet mit minnen in Godt begrepen, ende Godt 125minnet, soe en doet ghij niets niet, ende het en is al niet dat 126ghij werckt. Dan sijt ghij in Godt ouergeset ende staet ws 127selfs ledich ende gelaten wt minnen, dan hebt ghij die minne 128ende ghij werckt wercken der minnen die leuendich ende 129vruchtbaer sijn bij Godt. Ende soe bemint ghij Godt te 130recht, ende volcht Christum int hooge wesen der minnen, 131daert al in minnen is, ende die min is, ende dat is die min, daer 132alle hooge geesten in gheuloeten sijn ende in haer seluen 133daer veruloeten sijn.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken