Het middelbaar onderwijs en andere gedichten
(1929)–Mien Proost– Auteursrecht onbekend
[pagina 35]
| |
[pagina 36]
| |
II
Ik kijk naar het doek,
(de moordenaar is zoek)
doch voor mij lachen verloofden
elkander met oogseinen toe.
Hij legt zijn hand langs haar hals
en kust haar verstolen:
‘Du bist die Ruh’.
Kiekeboe.
| |
[pagina 37]
| |
III
‘Toen daalde het koristje van de trappen,
om zich tusschen de gasten te begeven.’
(filmtekst).
Met de marm'ren vloed der treden
koerst zij aan:
Konink'lijk schip, dat slank en vast
zijn lichtbaan volgt.
Haar dalen is zoo rustig.
De hoon der zuilen
deert haar niet.
Lach, om dit ijdel, luid, kristal.
Sla, trots, de mantel
blauwer om uw leden.
Doch dit begeeren temt gij niet.
Een rilling strekt
haar blanke voet.
Verkoelend glijden.
Naakt.
|
|