Medenblicker scharre-zoodtje
(1650)–Hendrick Jansz. Prins– Auteursrechtvrij
[pagina 102]
| |
Stem: O schoonste personagie. Ofte soo als 't volght.Mr. H. P. 9[regelnummer]
O Moeder, lieve Moeder,
Hoe veel en groot zijn uwe treurigheden?
Dat ghy tot uw' behoeder
Versoeckt gedaen te worden ons gebeden;
Wat is u heer, En liefste meer
Dan and're Wel-beminde,
Dat ghy soo seere,
Tot bidden besweere
Uw' ghesinde?
| |
[pagina 103]
| |
2.
Antwoordt.
Mijn Lief die is volkomen,
10[regelnummer]
Seer schoon geverwt met wit en roo coleuren:
Van schooneyt uyt-genoemen,
Die niet en mach tien duysenden ghebeuren.
11[regelnummer]
Sijn hooft hy hout, Als 't fijne Gout
Met swart gekrulde Locken,
Gelijck een Raven
Soo komt hy draeyen, draven,
Op-ghtrocken.
3.
12[regelnummer]
Sijn ooghen zijn gewassen,
(Gelijck en Duyf is by de waterstromen
Met melck of regen-plassen)
Staend' in de kas der Ringen buyten schromen
13[regelnummer]
Sijn wangen zijn Als bedden fijn,
Der beste speceryen,
Of rieckend' Kooren:
Sijn lippen laten hooren
Veel verblyen.
4.
14[regelnummer]
Als Ringen zijn sijn handen,
Van suyver Gout, en met Turkoysen oogen:
Sijn buyck en ingewanden
Als reyn Yvoor, met Sapphyr overtoogen.
15[regelnummer]
Sijn Schenckel-been, Als Marmer-steen,
Gegrondt op Goude voeten.
Sijn aengesichte,
Als Ced'ren, sonder swichte,
My ontmoeten.
| |
[pagina 104]
| |
5.
16[regelnummer]
In 't kort, sijn monds-gehemel
Vervult met troost van den genaden-zegen;
Ia al sijn lijfs-gewemel,
Zijn my gelijck een water-rijcken regen
Van goede vloet, Van enckel soet:
Daerom, ghy Zionijten!
Wilt my 't gevallen,
Aen desen boven allen
Niet verwijten
|
|