Medenblicker scharre-zoodtje
(1650)–Hendrick Jansz. Prins– Auteursrechtvrij
[pagina 80]
| |
Stem: 2. Carileen.
WEerde Dochter, Hemels Kindt,
Van den Heer en Heyligen bemindt!
Al de stof van uw' lof,
Al de klanck, Van uw' sanck
Is der vromen alderschoonste danck:
Dewijl de roem Van de
| |
[pagina 81]
| |
bloem
Dien ick noem, meerder straelt
Als het veldt, hoe seer het praelt.
't Is wel recht Dat ick slecht,
Als uw knecht Ben geacht
by het boos en het loos gheslacht.
2.
1[regelnummer]
Nochtans ben ick als een Roos
Van Saron, die lieffelijcken bloos:
Want bespeur Al de kleur
En de geur dien ick geef,
Als een teken dat ick boven sweef:
Want en de kreuck, en de breuck,
En de reuck, dien ick draegh,
Is een antwoordt op de vraegh:
Hoe de macht En de kracht
Van de dracht, dien ick baer
Is geacht by der vromen schaer?
| |
[pagina 82]
| |
3.
Als een Lely in het dal,
In het dal van 't soete water-val,
Onverset, Onverplet,
Onbesmet met m'en wit,
Suyver boven alle schoont' ick sit.
De Lely-naem ende faem,
Droegh ick 't saem met men Lief,
2[regelnummer]
Dien ick boven al gherief;
Des haer schoont' Seer gehoont,
Maer gekroont, lieflijck slaet,
En by Doornen niet onder-gaet.
|
|