Is 't jou ook wel opgevallen welk een invloed Aletrino op de tegenwoordige Nederlandsche schrijvers heeft? Van Aletrino's personen kan men zeggen ‘Zij droomstaarden voor zich uit, en het leven drukte loodzwaar op hen’. Dit droefgeestige, willelooze vindt men ook bij tal van andere schrijvers o.a. Coenen, en ook in Van Hulzens' ‘Getrouwd’Ga naar voetnoot531 volgens een aanhaling van Kloos in de N.G.Ga naar voetnoot532 Ik heb 't boek nog niet gelezen.
Die ‘Aletrino-figuren’ bewegen zich in bij hun gemoedsstemming passende omgevingen, alles heel knap beschreven, maar op den duur wel eenvormig en eenzijdig.
Neem daartegen Flaubert, Balzac, Zola, Duranty, dan heeft men een afwisseling en frischheid, die aan de realistisch-naturalistische hollanders ontbreekt. Wat de laatsten geven is oorspronkelijk, maar beweegt zich binnen bepaalde grenzen.
Ik geloof, dat de oorzaak van dit verschijnsel te zoeken is in 't volgende:
De meeste Nederl. prozaschrijvers zijn fijn-voelende artisten, maar geen psychologen in breed-diepe-beteekenis. Zij laten daarom hun personen denken en voelen wat zijzelf denken en voelen, waarvan weêr een gevolg is, dat hun personen geen gewone menschen zijn, maar menschen, die als schrijvers (artisten) denken en voelen. De wil van een kunstenaar uit zich verder in zijn werk, maar niet in zijn gewoon menschen-leven, daarin is hij zwak (er zijn natuurlijk uitzonderingen), en het gevolg daarvan is dat hun figuren-in-de-boeken ook willeloos zijn.
Zoodra de meeste nederl. schrijvers gewone menschen buiten henzelf staande, behandelen worden zij zwak, en naderen zij de ouderwetsche novellisten (Cremer,Ga naar voetnoot533
Keller,Ga naar voetnoot534 Beets enz).
Ik geloof, dat jij en Heijermans de eenigen zijn, die buiten deze kwade invloeden zijn gebleven, en jij nog meer dan Heijermans, in wiens werk wel degelijk nu en dan oud-hollandsche novellistiek voorkomt.
| |
Ik hoop dat je me begrijpt. 'T is nog al een moeielijk onderwerp om in een brief te behandelen, maar als ik bij je ben, spreken wij er wel nader over.
Morgan zend ik je een hoofdstuk v/Dragamosus (4 bladz. druk). Ik hoop, dat 't in de Mei aflevering kan komen.Ga naar voetnoot535
Vele groeten ook van huis tot huis
t.t.
Arij Prins.
Van Querido verschijnt in Octr/Novr een roman over diamantwerkers.Ga naar voetnoot536 Zijn kritische opstellen bevallen mij niet. 'T is nog al erg joodsch lawaai, waaraan Heijermans ook nog al doet.
|
-
voetnoot529
- Over dit in 1902 verschenen boek zou Van Deyssel schrijven op 30 juni 1909, tekst die hij overigens eerst in november 1927 publiceerde in De Nieuwe Gids, Jrg. 1927 II, blz. 567-568: ‘Wanneer men de eerste bladzijden van Sainte Lidwyne de Schiedam door J.K. Huysmans leest, ontmoet men aanstonds een leelijken en geringen geest, - opvallend vooral indien men toevallig onlangs geschiedenis-werken door Voltaire las.
De eerste bladzijden van het verhaal treffen, als, in tegenstelling tot de toonloze, alleen practische, voorrede, in een zekeren, van toon en beeldspraak voorzienen, stijl geschreven zijnde.
Deze geest en deze stijl nu, deze wijze van de dingen te zien, is een lage en duffe, algemeene wereld-warschheid.
Geen profeten-verontwaardiging, geen hervormers-welsprekendheid, doorgloeid van edele moreele overtuigingen, geen predikers-hooge pleitkunst ook, in strenge, zij het minder met ziel aangedane, weidschheid; geen dweepende overgave ook of lieflijke mystiek; maar het redeloos naargeestig, grijnzend warsche gefoeter van een kwaadsappigen kerk-koster.
De voorstelling in het Ie Hoofdstuk, - beslaande de bladzijden 21 tot en met 65 - van den toestand van wereld en Godsdienst in de 14e en 15e eeuw, - is soort-gelijk aan de voorstelling bij Zola van de geschiedenis van het Boeren-leven, in “la Terre” - zelfde begrip, zelfde gezicht op de dingen, zelfde gang van verhaal, terwijl de doorgevoerde vergelijking van de goede en de slechte menschen op de wereld met twee elkaâr bevechtende legerscharen ontleend is aan het boek van De Ponlevoy, “Exercises spirituels”, die het gegeven der legerscharen echter in andere betrekking gebruikt.’
-
voetnoot530
- Deze mededeling deed Van Deyssel besluiten om kennis te nemen van het werk van Louis (Emile Edmond) Duranty (1823-1880), een auteur van aan Stendhal herinnerende psychologische romanstudies. Op 5 September 1901 kon Van Deyssel reeds noteren dat hij gelezen had:
‘1. Les Malheurs d'Henriette Gérard, Paris, G. Charpentier, 1879. 2. La Cause du beau Guillaume, Collection Hetzel, 1862. 3. Les six barons de Septfontaines. Van La Cause du beau Guillaume zijn de “Préliminaires” goed, het Iste Hoofdstuk exquis en het 2e even-eens zeer fijn. Les Malheurs d'Henriette Gérard is goed, sterk werk, zéér voortreffelijk. Het overige van den “beau Guillaume” is weinig waard.’ Blijkens zijn Verzamelde Werken. Brieven 1905-1930, Leiden, 1961, blz. 171, schreef Dirk Coster op 25 februari 1921 aan Prins: ‘Kent U Duranty? Men heeft van hem een boek uitgegeven: ‘La Cause de (sic) Beau Guillaume’, dat mij enorm lijkt. Men noemt hem de voorloper van 't Franse naturalisme, absoluut onbekend gebleven: ik ben benieuwd of U rond 1880 in Parijs van hem hebt horen verluiden.’ Reeds op 27 februari 1921 antwoordde Prins (brief aanwezig in het L.M.): ‘Het werk van Duranty ken ik al heel lang. Hij heeft drie remans, en drie bundels verhalen geschreven. De titels van de beide andere romans zijn: Les Malheurs d'Henriette Gérard (zijn eerste werk) en Les Combats de Françoise Du Quesnoy. Van de drie bundels ken ik alleen ‘Les Séductions du Chevalier Navoni’ en ‘Les Six Barons de Sept Fontaines’. Al die werken zijn zeer zeldzaam, en bijna niet meer te krijgen.
‘La Cause du Beau Guillaume’ is, zooals ik van u hoor, herdrukt. Ik vond indertijd een ex. van den 1sten druk te Hamburg, te Parijs was het boek onvindbaar. Het werk van Duranty vind ik zeer bijzonder, vooral het boek dat u hebt gelezen en ‘Les Malheurs d'Henriette Gérard.’ (...) Duranty is hier te lande absoluut onbekend, en in Frankrijk vergeten. Faguet zegt in zijn werk over Balzac van Duranty, dat hij niets heeft geschreven! Zola heeft ± 1880 toen de 2e uitgave van ‘Les Malheurs’ door zijn toedoen bij Charpentier verscheen, een zeer waardeerend voorwoord geschreven voor die uitgave. Daardoor heb ik ook de titels van zijn andere werken vernomen. Ik houd zeer veel van D., en acht hem een der beste schrijvers der fransche realisten.
Persoonlijk heb ik hem niet gekend. Hij is in 1880, 47 jaar oud, te Parijs gestorven. Duranty was een onecht kind (de père inconnu). Beweerd wordt, dat zijn vader Prosper Mérimée was, en zijn moeder een dame uit de omgeving van Keizerin Eugenie. Hij was steeds zeer arm en had in de 60er jaren een marionettentheater, dat failliet ging. Hiervoor heeft hij ook stukjes geschreven die in druk zijn verschenen. Later werd hij medewerker van de Gazette des Beaux Arts.
Toen ik te Parijs in '86 en '87 was, heb ik getracht het een en ander over hem te vernemen, maar niemand had D. goed gekend. Hij was erg gesloten over zijn leven, afkomst, enz. (...) In Les Romanciers Naturalistes van Zola staat ook een stukje over Duranty.’
-
voetnoot531
-
Getrouwd (Amersfoort, 1900) door Gerard van Hulzen (1860-1940), werd door Van Deyssel zeer gunstig besproken in het Tweemaandelijksch Tijdschrift, Jrg. VII, aflev. 2 (maart 1901), blz. 320-321; voor de eerste maal herdrukt in de Zevende bundel Verzamelde Opstellen, A'dam 1904, blz. 8-10.
-
voetnoot532
- Willem Kloos besprak Van Hulzen in De Nieuwe Gids, Nieuwe Reeks, Jrg. VI, aflev. 8 (april 1901), blz. 394-400. De aanhaling, ontleend aan Getrouwd, blz. 137, komt voor op blz. 396: ‘Zoo verging de avond. Ze zaten uiterlijk-star, innerlijk-geschokt door 't geen zij zichzelf niet wilden bekennen - en later nog, toen ze al te bed met toeë oogen lagen te kijken in het donkere vertrek, waar de eigen gedachten opschimden, rezen voor ieder de bezwaren op, huizen-hoog. Ze voelden, ze zagen beiden, dat dit wroetend tot een eind kwam, - en ze durfden geen van beiden den beslissenden stoot te geven, de stoot, die onherstelbaar zou zijn, voor altijd.’
-
voetnoot533
- Jacobus Jan Cremer (1827-1880), auteur van o.a. Betuwsche Novellen (1856) en Overbetuwsche Novellen (1871-1872).
-
voetnoot534
- Gerard Keller (1829-1899), auteur van o.a. de roman Gederailleerd (1873) en van een reeks blijspelen en reisbeschrijvingen.
-
voetnoot535
-
De Heilige Tocht, Tweemaandelijksch Tijdschrift, Jrg. VII, aflev. 3 (mei 1901), blz. 471-475.
|