De briefwisseling tussen Arij Prins en Lodewijk van Deyssel
(1971)–Lodewijk van Deyssel, Arij Prins– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 249]
| |
132Oldenfelde
Amice, Het spijt ons natuurlijk ook erg, dat je niet komt, maar we begrijpen best, dat je, nu je zoo onlekker bent, de reis niet aandurft. Mocht je in dit najaar nog lust hebben te komen, misschien ben je over 3 à 4 weken wel beter, schrijf me dan gerust, want we wachten geen logé's meer, zoodat er altijd een kamer voor je vrij is; anders hopen we bepaald, dat je het volgende jaar bij ons komt. Het Tweem. Tijdschr. heb ik buitengewoon vroeg ontvangen; het was reeds den 31 Augs hier, zoodat ik vermoed, dat mijn revisie van 't stuk te laat voor dit nummer is gekomen. Misschien dat Verwey nu hij 't stuk van Coenen al had, de Heilige Tocht voor 't Novr nummer wilde bewaren. Het stuk van CoenenGa naar voetnoot509 heb ik met genoegen gelezen. 'T is wel geen hoog, ontroering veroorzakend proza, maar zuiver krachtig werk. De titel is echter leelijk, en doet aan een liefde denken, die met een verstopping of maagbezwaren te kampen heeft! Dat Verwey in deze aflevering twee dichtwerken van buitenlandersGa naar voetnoot510 heeft opgenomen vind ik wel wat veel; 't maakt een armelijken indruk. Pennings gedichtGa naar voetnoot511 bevalt mij ook niet bijzonder. 'T is voor bloedverwanten van den schrijver zeker heel interessant zoo'n familiekroniek te lezen, maar al die onbeduidende bijzonderheden uit 't leven van heel gewone mensen, en dan niet eens in heel-mooie regelen aftedrukken is toch erg middelmatig. 'T is eigentlijk geleuter van een ouwen Heer, die veel familiezwak heeft, daarbij ook vrij duister soms, omdat hij op ingewikkelde wijze familiegebeurtenissen vertelt, waarvan buiten de familieleden niemand iets afweet. Schrijft men zoo over Napoleon of Lodewijk XIV dan is 't iets anders. Mijns inzien heeft P. zijn onderwerp niet breed genoeg behandeld. Hij heeft een aardigen kijk op 't leven in klein-hollandsche steden in 't begin en midden van deze eeuw, maar in plaats van hierover in 't algemeen te schrijven, daalt hij af tot allerlei nietigheden van een doodordinaire familie. | |
[pagina 250]
| |
Misschien druk ik mij niet goed uit, maar je zult wel begrijpen hoe ik 't bedoel. Meld mij eens of je het met me eens bent. 'T stuk van den Heer MullerGa naar voetnoot512 heb ik met belangstelling gelezen. Ik ben thans zeer goed aan 't werk, en voor de Jany afl. zal ik bepaald weêr een hoofdstuk van de heilige Tocht hebben. Ook ben ik aan een stuk in een eenigszins ander genre begonnen, minder zwaar dan de heilige tocht, waaraan ik werk als ik te vermoeid ben om 't gecondenseerde proza van mijn middeleeuwsch werk aan te pakken. Dit is dus een soort van ontspanning voor me. Vroeger zat ik me in die uren van vermoeid-zijn te vervelen, of deed machtelooze pogingen toch te werken, en dit zette mij dan maar meer achteruit, en veroorzaakte later een moeite om weêr goed op gang te komen. Mijn methode sedert veertien dagen, dus al naar men gedisponeerd is zwaar of minder zwaar werk, bevalt me goed. Men blijft er lenig bij. Altijd 't allerzwaarste te willen doen veroorzaakt onvruchtbaarheid; men kan dat niet volhouden. Ik raad je, daar we over dit alles reeds spraken, ook mijn methode eens te probeeren. Van 87-91 heb je ook zoo gewerkt, en tusschen je zware proza-werk door, de boekbeoordeelingen geschreven. Een proefneming in dit opzicht met je drama over Napoleon,Ga naar voetnoot513 zal naar ik geloof goed resultaat hebben. - 'T stuk, waaraan ik bezig ben, is een fragment uit een roman, die ik al lang in mijn hoofd heb opgebouwd. Als het af is, zal ik het je eens zenden. Gaarne hoor ik eens wat je van mijn methode denkt, en of je die ook eens wil toepassen. Geef me eens op, hoeveel vracht je voor de boeken hebt betaald, dan zend ik je dit in hollandsche postzegels. Vele groeten ook van huis tot huis en spoedig herstel. t.t.
|
|