De briefwisseling tussen Arij Prins en Lodewijk van Deyssel
(1971)–Lodewijk van Deyssel, Arij Prins– Auteursrechtelijk beschermd131Baarn, 31 Augustus 1899. Amice, Je beide briefkaarten ontvangen. Ik andwoordde nog niet op den eersten wijl ik - tusschen wensch en sterkte balanceerend - aarzelde je te berichten dat ik weder zoo vermoeid ben dat ik den tocht naar Hamburg eenvoudig niet aandurf. Ik zoû het zóó graag doen, je weet het wel, maar het is mij fyziek niet mogelijk. Ik ben nu midden in zoo'n tijdperk van zenuwvermoeidheidGa naar voetnoot507 dat maanden duren kan. Ik kan niet anders dan hopen, dat je mij het volgend jaar nog eens zult willen uitnoodigen en ik dan krachtig genoeg zal zijn om te komen.
Ik zie tot mijn bevreemding dat de Heilige Tocht niet in de September afl. Tweem. Tijdschr. voorkomt. Ik heb geïnformeerd. Vermoedelijk voorzag mijn mederedakteur ontbreken van artistiek proza in de November-afleveringGa naar voetnoot508 en heeft, om dat in die aflevering te vertegenwoordigen, de Heilige Tocht in reserve gehouden. Met hartelijke groeten, en met het verzoek mijn bizondere spijt ook aan je vrouw te willen uitdrukken, t.t.
| |
[pagina 246]
| |
[pagina 247]
| |
[pagina 248]
| |
Petronella Alida Goudkade (1870-1956) en Arij Prins
|
|