De briefwisseling tussen Arij Prins en Lodewijk van Deyssel
(1971)–Lodewijk van Deyssel, Arij Prins– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 230]
| |
126Hamburg, 2 April 1899.
Amice, Doel dezes is je medetedeelen dat mijn vrouw gisteren voor acht dagen voorspoedig bevallen is van een jongen. Moeder en kind maken het best. Ik kom met deze mededeeling wel wat laat, maar de vorige week hebben de twee meisjes, mijn schoonzuster (die hier is om mijn vrouw van steun te zijn), de dienstmeid, de baker en ikzelf meer of minder influenza gehad, zoodat 't huis vrijwel op een hospitaal geleek. Alle zieken zijn nu vrijwel hersteld, maar je begrijpt dat hierdoor veel niet op tijd is geschied o.a. 't afzenden van 't geboorte-bericht. Ik heb in de laatste drie maanden bitter weinig gewerkt doordien ik een troep onaangenaamheden en teleurstellingen in zaken heb gehad, die mijn werkkracht totaal verlamden. Vooreerst zal ik nog wel geen rust hebben, en 't jaar '99 zal voor mij dan ook niet zeer productief zijn. Om goed werk te maken moet ik op mijn gemak zijn d.i. een kalm aangenaam zaken-leven hebben, en dit heb ik in mijn 3de periode slechts korte tijden gehad, namelijk van Maart-Septr '90 toen ik St. Margareta schreef 't allerbest, daarop van April '92-Decr '92 't eerste gedeelte van Dragamosus), en ten slotte nog eenige kortere tijdperken: einde '94, einde '96 en Decr '98, maar deze laatsten minder zuiver gelukkig dan '90 & '92. Zoodra ik niet in een betrekkelijke rust zit, kan ik mij niet zoo in mijzelf afzonderen en concentreeren als noodig is, en werk ik moeielijk en minder goed. - Trouwens ik geloof, dat wij allen ‘die aan litteratuur in Nederland doen’ in dezelfde omstandigheden verkeeren, en dat 't niet rustig onafhankelijk van 't buiten-leven kunnen werken oorzaak is, dat er zoo weinig geproduceerd wordt. De schilders zijn vrij wat gelukkiger! Je laatste boekGa naar voetnoot491 met genoegen gelezen. De brokstukken uit ‘De Kleine Republiek’ bevielen mij zoo nog beter misschien, dan in 't werk zelf. De Aankomst te ParijsGa naar voetnoot492 vind ik ook heel goed. Heijermans' DiamantstadGa naar voetnoot493 wordt er m.i. niet beter op. De eerste hoofdstukken, die je hier nog gelezen hebt, stonden hoog, nu gaat 't naar de laagte. Ik begrijp ook werkelijk niet hoe de socialistische artisten Heijermans, Gorter | |
[pagina 231]
| |
enz. er toe komen met hun litteratuur voor 't Socialisme te willen werken door elkander te hoonen etc. Zij zouden om iets te bereiken plat grof werk moeten geven, dat door iedereen te lezen was, en ‘opgang onder alle standen maakte’, zoo in 't genre van ‘De Negerhut’ en ‘Europeesch Slavenleven’. 'T willen samengaan van kunst en verbetering van sociale toestanden is m.i. even monstrueus als 't willen paren van een vlinder, pauw, nachtegaal of leeuw, met een koe, trekhond, schaap, haring of ander nuttig gedierte. Ik geloof, dat je er even zoo over denkt als ik. Over 3 weken verhuizen wij naar Alt Rahlstedt. Over 't naar hier komen schrijf ik je nog nader. 'T doet me veel genoegen, dat je lust hebt te komen. Nu adieu, vele groeten ook van huis tot huis t.t.
Misschien zend ik je nog voor 't Mei nummer van 't TT eenige bladz. van ‘De Heilige Tocht’ ofschoon 't niet waarschijnlijk is.Ga naar voetnoot494 |
|