De briefwisseling tussen Arij Prins en Lodewijk van Deyssel
(1971)–Lodewijk van Deyssel, Arij Prins– Auteursrechtelijk beschermd119Hamburg Zaterdag
Amice, Met veel genoegen las ik, dat je weêr goed aan 't werk bent. Dit is een felicitatie waard. Ik ben erg verlangend naar de resultaten. - Met pleizier las ik je laatste stukkenGa naar voetnoot485 in 't T.T. (aflevering van Mei). | |
[pagina 226]
| |
't Viel me dadelijk op, dat ze zoo frisch en veerkrachtig zijn. 'T schijnt trouwens dat een betere werkperiode in de lucht ligt, want sedert '92 ben ik niet zoo goed en aangenaam aan 't werk als in de laatste week. Ik zou eigentlijk zeggen, dat 't sedert Maart/Juni '90 toen ik St. Margareta schreef, niet zoo goed gegaan is. Mijn heilige tocht (waaraan ik maar niet kon opschieten) marcheert ineens. Wel jammer, dat ik op reis moet, en mijn reisplannen niet kan verschuiven, want ze komen mij nu juist ongelegen. - Ik hoop echter, dat die 14 dagen niet veel zullen uitmaken, vooral ook omdat ik in Parijs uitmuntende gelegenheid heb aanteekeningen te maken, die ik noodig heb, en dus toch aan 't werk kan blijven. Met genoegen kom ik een avond bij je, en schrijf je nog nader wanneer. Je wensch, te zeggen, dat ik je over zaken ga spreken, kom ik na. Adieu, vele groeten ook van huis tot huis t.t.
|
|