De briefwisseling tussen Arij Prins en Lodewijk van Deyssel
(1971)–Lodewijk van Deyssel, Arij Prins– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 200]
| |
99Baarn, 19 Oktober 1895.Ga naar voetnoot450 Amice, Je stukGa naar voetnoot451 heb ik dezen ochtend in goede orde ontvangen. Het is nu op de drukkerij en je zult spoedig proef ontvangen. Het stuk van Erens in den Nieuwen GidsGa naar voetnoot452 heb ik tot nu toe niet gelezen. Ik krijg den N.G. maar nu en dan bij toeval in handen, en heb deze laatste aflevering nog niet gezien.
Ik vind het niet aardig, dat menschen, die ons idee om een nieuw tijdschrift op tie richten in der tijd zeer goed keurden om dat men toen in den N.G. niet schrijven kon, nu weer publiceeren in den N.G., die daarna, na die door hen zelf noodig gemaakte nieuwe tijdschrift-oprichting, geforceerd veranderd is. -
Ja, ik was zeer blij weêr eens iets van je te hooren, na in zóo'n langen tijd zonder eenig bericht geweest te zijn. Ik hoop dat je ongesteldheid al gebeterd is. Ik ken er al de narigheid van. Ik maak uit je schrijven op, dat je huishouden overigens bloeyend is. Je uitnoodiging om in het aanstaande voorjaar weêr eens te komen logeeren heeft mij heel veel pleizier gedaan. Ik wil héel gráâg. Eerst hoop ik den geheelen winter goed aan 't werk te blijven. Ik ben de laatste maand namelijk beter bezig dan in tijden het geval is geweest. Ik zoû nu wel den heelen winter niet naar Amsterdam of zoo willen gaan, om hier dagelijks rustig te werken. - Of ik echter ooit nog ander werk dan beschouwingen etc. zal maken, weet ik niet zeker. Ik ben wel eens meer tot filosofiesch en ethiesch werkGa naar voetnoot453 ge- | |
[pagina 201]
| |
disponeerd dan tot kunst. Maar toch ben ik ook aan dit laatsteGa naar voetnoot454 weêr begonnen, maar ik reken verscheidene jaren voor een boek. - Adieu. Spoedig weêr eens wat. Doe mijn groeten aan je vrouw, bedank haar ook voor de uitnoodiging. En wees zelf hartelijk van mij gegroet, Karel Alberdingk Thijm. |
|