Ik reken er nu met vreugde op dat je als je in Holland komt ook eens in Baarn zal komen. Hoe gaat het je en je vrouw? Komen jullie dezen zomer niet naar Holland?
Wees zeer gegroet en wil het ook je vrouw en broêr van mij doen.
t.t.
K. Alb. Thijm.
|
-
voetnoot420
- Waarvan de Belgische architect, schilder en schrijver, Henry van de Velde (1863-1957) de centrale figuur was.
-
voetnoot421
- Dit tijdschrift zou Artium Hortus gaan heten.
-
voetnoot422
- André Jolles (1874-1946); zie Lodewijk van Deyssel en André Jolles in: Harry G.M. Prick, Lodewijk van Deyssel / Dertien close-ups. A'dam, 1964, blz. 103-121.
-
voetnoot423
- Van Deyssel bedoelt het gedicht Jehane, een evocatie van Jeanne d'Arc, verschenen in het tijdschrift Van Nu en Straks, Eerste reeks, nr. II, blz. 6-8.
-
voetnoot424
- Bedoeld wordt Reges Tres, verschenen in Van Nu en Straks, Eerste reeks, nr. V, blz. 1-20.
-
voetnoot425
- De reeks Primitieven verscheen in het weekblad De Amsterdammer van 4, 11 en 25 maart, 8 en 22 april en 6 mei 1894.
-
voetnoot426
- Max Elskamp (1862-1931), Franstalige Belgische dichter die het Symbolisme aanhing. Van Deyssel kende zijn bundels Dominical (1892), Salutations, dont d'angéliques (1893) en La louange de la vie (1898). Hij heeft zich maar enkele malen over Elskamp uitgelaten: in een brief van 28 mei 1893 aan Frederik van Eeden (‘Ik bracht eenige dagen te Brussel met Gust Vermeylen en éen dag te Antwerpen door, o.a.
met Max Elskamp, schrijver der Salutations en van Dominical, het eerste naar men zegt door Gorters tweede boek beïnvloed’), De briefwisseling tussen Frederik van Eeden en Lodewijk van Deyssel, a.w., blz. 207; een tweede maal in 1920; zie Lodewijk van Deyssel, Werk der laatste jaren. A'dam, 1923, blz. 209; een derde maal op 26 november 1920 toen hij o.m. noteerde: ‘Tusschen Maeterlinck, Elskamp enz. en Frank Rozelaar is verwantschap. Men dacht: zoo-en-zoo is de beste buitenlandsche literatuur van dezen tijd. Wíj moeten het áller-beste hebben, dus werken wij nu zoo en zoo. En z.v.’ (Zie Gedenkschriften, a.w., blz. 6).
-
voetnoot427
- Een opgave van alle door Van Deyssel aan Maurice Maeterlinck (1862-1949) gewijde opstellen is te vinden op blz. 700 van onze uitgave van Van Deyssels Gedenkschriften.
-
voetnoot428
- Francis Vielé-Griffin (1863-1937), op dit tijdstip dichter van o.m. Les Cygnes (1887), Joies (1889) en Swanhilde (1893).
-
voetnoot429
- John Gray. Zie over deze ‘minor poet’ de Gedenkschriften, a.w., blz. 427-428.
-
voetnoot430
- Charles Ricketts (1866-1931), zeer veelzijdig kunstenaar: dichter, schilder, beeldhouwer, graficus en illustrator. Vertegenwoordiger bij uitstek van de Engelse generatie der ‘Eighteen Nineties’. Te onzent was Ricketts bevriend met R.N. Roland Holst. Zie: Henriette Roland Holst-van der Schalk, Kinderjaren en jeugd van R.N. Roland Holst. Zeist, 1940. blz. 112-113. Voor een ‘In memoriam
Charles Ricketts’, zie R.N. Roland Holst, In en buiten het tij. Nagelaten beschouwingen en herdenkingen. Amsterdam, 1940.
-
voetnoot431
- Tijdens deze vergadering, op 12 mei 1894, bezorgde de post een couvert waarin zich een ‘gedicht’ bevond van de hand van Piet Tideman:
‘Een feit, smeerlappen dat niet te verbloemen is,
Is dat je laatste leugen is verloren,
O honden die Pet Tideman woudt smoren,
Ik wijd je allen ter verdoemenis.
Ik ben Goddichter die te roemen is,
In alle tijden en ik laat me hooren,
Mijn bliksem bloedstem uit den ijz'ren toren
Van mijn Godsboosheid. Weet je hoe men is
Als men gaat sterven? Daadlijk zul je 't weten,
Ik lag een bom op jou vervloekten stoep,
En je gaat stikken honden in je vuilheid,
Hyena's ben je die met dichters muil bijt,
Hier ben ik Pet en in je flauw geroep
Om 't leven zal mijn lol zich rood staan zweeten.
- Tekst conform F. van der Goes, Litteraire herinneringen. Uit den Nieuwe-Gids-tijd. Santpoort, 1931, blz. 113-114.
-
voetnoot432
- Het betrof hier Van Deyssels beoordeling van Vosmeer de Spie's Een passie (zie noot 335), die Tideman had opgenomen in De Nieuwe Gids, Negende jrg. II, aflev. 4 (mei 1894), blz. 34-46, ondanks het feit dat Van Deyssel hem vooraf had laten weten: ‘Ik verneem dat een handschrift van mij, behelzende eene boekbeöordeeling over den roman Een Passie door Maurits Wagenvoort, door een misverstand onder uwe berusting is gekomen. Aangezien het niet mijne bedoeling is dit opstel ter plaatsing in den Nieuwen Gids aan te bieden, verzoek ik U dit handschrift naar Baarn te doen zenden of ten uwent ter mijner beschikking te houden, waar ik het dan zal doen afhalen.’ Om de maat helemaal vol te maken, plaatste Tideman bij Van Deyssels recensie de kanttekening: ‘Hoewel zij het geheel en al oneens is met het oordeel door den heer L. van Deyssel uitgesproken in dit artikel, waar zij binnen kort uitvoeriger op wil terugkomen, en de heer Vosmeer de Spie als artiest acht van nul en geener waarde, plaatst de Redactie het met grooter vreugde om de langere tijd van afwezigheid van den heer Van Deyssel te dezer plaatse.’ Naar aanleiding van dit alles won Van Deyssel juridisch advies in bij Mr. H.J. Biederlack (1860-1951), die hem op 10 mei 1894 berichtte o.m.: ‘Vergun me, dat ik U bekend make met twee artikelen van het Strafwetboek, waardoor Gij behoorlijke genoegdoening kunt erlangen voor het schandelijk bedrijf van de heeren van den “Nieuwen Gids” (volgde een uitvoerige uiteenzetting over de te volgen gerechtelijke weg - H.P., waarna de brief eindigde:) Wilt Ge Kloos en Boeken ook in de zaak betrekken, dan kunt Ge tegen hen dezelfde klacht indienen als tegen
Tideman. Maar ik vermoed, dat Ge daartoe geen lust zoudt hebben, en Kloos als door hoogmoed en grootheidswaanzin ontoerekenbaar, Boeken als willoos werktuig en volkomen inoffensief beschouwt. Dan verhindert niets U, om die twee er buiten te laten, en alleen het kwaadaardige Tideventje en den volstrekt inexcusabelen bourgeois Versluys te doen boeten voor het bedreven kwaad.’
|