De briefwisseling tussen Arij Prins en Lodewijk van Deyssel
(1971)–Lodewijk van Deyssel, Arij Prins– Auteursrechtelijk beschermd67Hamburg 17 dec.r 1892. Waarde Heer, Uw briefGa naar voetnoot374 deed me veel genoegen 1o wijl ik steeds gaarne iets van U hoor 2o vooral omdat ik daaruit zie, dat U zooveel beter wordt. | |
[pagina 153]
| |
Ten zeerste hoop ik, dat U gauw weêr geheel hersteld zult zijn, en aan litteratuur kunt doen. Het is zeker zeer wenschelijk, dat U uit het lage Bergen-op-Zoom verhuist. Mocht U er over denken uit het land te gaan, en in Duitschland te gaan wonen (U hebt mij hierover immers reeds geschreven) dan ben ik zoo vrij U in overweging te geven in de hooge, gezonde Harzstreek te gaan. Het is daar heel mooi, en in die oude, stille stadjes best en goedkoop leven. Als U hier komt, waarover ik al zeer in mijn schik ben, zullen wij er eens een paar dagen heengaan. De Harz ligt 5 uren sporens van hier, en 8-9 uur van Amsterdam over Hannover. Als U beter bent, hoor ik wel, wanneer U naar Hamburg reist. April/Mei is beter dan de wintermaanden, want het is hier dan of regenachtig, mistig, of verschrikkelijk koud. Zooeven ontvang ik een briefkaart van Boeken, dat Kloos ongesteld is, en dat daardoor de Nieuwe Gids zooveel later zal uitkomen. Het is te hopen, dat hij ook maar weêr gauw in orde is. In het decr nummer heb ik hoofdstuk V van Dragamosus,Ga naar voetnoot375 een slag-beschrijving, die mij veel moeite heeft gekost. Het is niet gemakkelijk je taal van het begin af te doen stijgen en dan ca. 6 Nieuwe-Gids-bladzijden in de hoogte te blijven. Enfin, ik hoop dat het me gelukt is, en dat ik niet nu en dan ben neergeploft. Ik ga nu aan hoofdstuk VI beginnen, een marschbeschrijving door mirakuleuze streken;Ga naar voetnoot376 dan is het eerste gedeelte van Dragamosus uit. Hebt U in Propria Cures de laatste stukken van TidemanGa naar voetnoot377 gelezen. Hij. heeft wel talent nietwaar? Hij is wel de eenige van de jongsten, die wat te zeggen heeft. Het is anders wel jammer, dat het aantal goeie lui in onze jonge litteratuur voortdurend afneemt. Je kunt de heele beweging zoo bij een cross country race vergelijken (dit is een rennen dwars door landen, over slooten etc van het eene punt naar het andere). Zoo omstreeks 1884/85 zijn we allemaal tegelijk afgeloopen. Netscher voorop met een stap alsof ie den eersten prijs al in zijn zak had. Daarop Verwey, ook heel kranig, Kloos kalm in het midden, U noch erg terug, Van Looy heelemaal achteraan. Dit was tot begin 86 (vóór de brochure Over Litteratuur). Kort daarop U en Kloos ver vooraan. En nu. Netscher niet meer te zien, ligt in een naturalistische sloot te zieltogen, | |
[pagina 154]
| |
Verwey is ook al verdwenen, Van Looy begint ook raar te doen,Ga naar voetnoot378 in plaats van over de heggen te springen, loopt hij er langs, hetgeen geen moeite kost, Van Eeden zit midden op een veld hoog op een hek, dat alle menschen hem kunnen zien, en denkt er niet aan mede te loopen. Jammer ook, dat Kloos al zoo'n lange rustperiode neemt. Nu adieu. Ik ga me een paar uurtjes verdiepen in Zahns' Geschichte des Kriegswesens bis zur Renaissance. Gaarne hoor ik weêr eens van U bij gelegenheid. Vele groeten nog
|
|