De briefwisseling tussen Arij Prins en Lodewijk van Deyssel
(1971)–Lodewijk van Deyssel, Arij Prins– Auteursrechtelijk beschermd56Hamburg 30/12'91. Waarde Heer, Het deed mij heel veel genoegen uw schrijven te ontvangen, en ik zou dit reeds eerder beantwoord hebben, als ik niet allerlei drukten had gehad. Houdt U de boeken gerust nog zoo lang, als U ze noodig hebt; ik ben er volstrekt niet om verlegen. Dezer dagen zend ik U nog een pakket inh. verscheidene werken die U zeker zullen interesseeren, o.a. Sous-Offs, jaargang 1891 van La PlumeGa naar voetnoot353 (een tijdschrift der jongeren) enz. Van de jonge franschen ken ik ronduit gezegd, te weinig om een oordeel te durven vellen, van Kahn heb ik bijna niets gelezen. Het meest bevalt mij nog Laurent TailhadeGa naar voetnoot354 van de dichters en Remy de GourmontGa naar voetnoot355 van de proza- | |||||||
[pagina 137]
| |||||||
[pagina 138]
| |||||||
schrijvers. Kent U van R. de G. Sixtine? 'T is heel curieus werk, grijs-troebel. - Ik lees of liever herlees Hugo (brokstukken uit zijn romans) Flaubert, Balzac, Huysmans, Baudelaire, en volg natuurlijk opmerkzaam alles wat in Holland uitkomt Het werk van Huret ken ik. Dit is wel interessant, ofschoon ik er zeker van ben, dat verscheidene schrijvers niet precies hun meening hebben gezegd. In Les Chants de Maldoror vind ik prachtige brokken. Dit boek is een superbe ruïne. Van Maeterlinck ken ik nog niets. Hebt U Le Vierge gelezen, en hoe bevalt het U. Ik laat het komen. Met heel veel genoegen lees ik, dat in het voorjaar uw nieuwe roman verschijnt. Ik ben er zeer benieuwd naar. Ik vind, dat van uw tot nu toe verschenen werk De Kleine Republiek heel afzonderlijk staat. Tusschen Een Liefde en Menschen en Bergen is m.i. meer verwantschap, dan tusschen De Kleine Rep. en een dier boeken, of uwe latere stukken in de N.G.. Vanaf Een Liefde is uw werk kolossaal in de hoogte gegaan, maar De Kleine Republiek verbindt uw eerste boek en het latere werk niet. Het staat op een hoog vlak, maar afzonderlijk. Vindt U dit ook? Met Netscher is het m.i. nu een vraag van ‘er op’ of ‘er onder’. Zijn portretten van Kamerleden toonden geen vooruitgang. Die boekjes zijn minder dan zijn novellen. Egoisme, waaraan hij naar ik meen reeds lang werkt, zal toonen moeten, wat van hem te verwachten is. Een Passie heb ik nog niet gekregen. Zoodra ik het boek heb gelezen, zal ik U mijn opinie mededeelen. Zeer nieuwsgierig ben ik naar 't vervolgGa naar voetnoot356 van Oorlog. Men kan natuurlijk een roman niet naar de 10 eerste bladzijden beoordeelen, maar toch vind ik die niet mooi-eenvoudig genoeg. De zinnen hadden meer raak moeten zijn, ze zijn soms wat zoet. | |||||||
[pagina 139]
| |||||||
Ik heb veel sympathie voor Erens. Hij is een geweldig zoeker en staat litterair hoog. Met groot genoegen las ik uw artikel in de N.G. over Zuster Bertha.Ga naar voetnoot357 Ik ken dit boek nog niet, maar vind, dat in uw stuk veel heel-juiste opmerkingen over litteratuur zijn. Een tweede bundel zal nog wel zoo spoedig niet van mij uitkomen, want ik vind het werk geschreven te Hamburg vóór St. Margareta niet goed genoeg om het nu nog eens te laten verschijnen. Ik denk er echter over St. Margareta, Een Koning, Harold en nog een middeleeuwsch stuk in een boek uittegeven, misschien zoo tegen decr. a.s. Harold schiet nog al naar mijn zin op, maar ik denk niet, dat het al 1 Febry in de N.G. zal komen. U vraagt me naar mijn procédé. Dit gaat zoo: Ik krijg lust te werken doch heb absoluut geen idée, weet niet wat ik wil maken, dan ga ik naar de bibliotheek, en begin aanteekeningen te maken over middeleeuwsche zaken. Dit duurt zoo lang tot ik door het een of ander feit gefrappeerd word. Dit wordt dan het uitgangspunt van het werk, of beter daar-om wordt het gecomposeerd. Er gaat echter heel wat tijd mede weg, voordat ik het geheel heb opgebouwd, en het helder zie. Als ik zoover ben, maak ik de noodige aanteekeningen over wapens, costumes, etc. en ga dan tegelijk aan het schrijven. Onder 't werken worden de brokstukken echter nog zeer gecondenseerd. Volgens het ontwerp zou o.a. Een Koning ca. 80 bladz. druk zijn geworden. Ik ben er zeker van, dat het cerebrale toestel zich sedert de 2de methode zeer verplaatst heeft. Of de inspanning grooter is geworden, kan ik moeielijk zeggen. Ik geloof niet, want ik werk thans veel vaster en gemakkelijker, maar dit komt wel daarvan, dat ik krachtiger ben geworden. Dit is voor mij zeker, dat tusschen de 1ste en 2de methode een minder groot verschil is, dan tusschen de 2de en 3de. | |||||||
[pagina 140]
| |||||||
Vroeger wijfelde ik ook, ik wist niet, of ik goed of slecht maakte, thans - van af Sint Margareta werk ik met zekerheid. De emotie is ook kalm-dieper dan vroeger. Hoe het komt, dat mijn stijl zoo op eens veranderd, en zooveel precieser geworden is, kan ik moeielijk verklaren. Dit is op eens gekomen met S.M. De compositie ging vroeger met schokken, thans rustig zonder vrees te mislukken. Daarentegen kan ik niet lang of liever altijd werken; ik zou dan vermoeid worden, en suffe dingen gaan maken. Daarom rust ik, als iets af is, dikwijls weken lang uit. Dat mijn werk niet veel verwantschap heeft, met dat der door U genoemden, voel ik ook heel goed. Ik geloof, dat dit door het volgende komt.
Het Hollandsch heeft voor mij ook, wijl ik het weinig spreek, niet meer dat heel-erg gemeenzame. Ik schrijf het veel beter dan vroeger, maar het is een doode moedertaal voor me geworden. U zult dit wel begrijpen. Ik bemerk, dat ik een beetje lang over mijzelf bezig ben, doch daar U mij de inlichtingen hebt gevraagd, kan ik slechts door uitvoerigheid alles duidelijk maken. Het spijt me te hooren, dat uw vrouw voortdurend souffreert, en ik hoop, dat verhuizen haar goed zal doen. Aangenaam is het echter niet voor U uit uw rustig hoekje weg te gaan. Ik ken dit. Mocht U in Kleef gaan wonen, dan kom ik U bepaald eens opzoeken. Het ligt zoo gemakkelijk in mijn reisroute als ik naar Holland ga. Ik was in Kleef voor 7 jaar, en heb er een heel aangename herinnering van. Militaire verplichtingen hebt U in Duitschland volstrekt niet, als U ten minste Nederlander blijft. Ik heb me toen ik hier kwam bij den Nederl. Consul aangemeld. Deze gaf mij een bewijs van aankomst, en daarop heb ik vergunning gekregen hier te wonen. Moeielijkheden heb ik hier nooit gehad. Men heeft mij altijd rustig laten leven. | |||||||
[pagina 141]
| |||||||
In het midden Arij Prins, links van de figuur met een witte pet
| |||||||
[pagina 142]
| |||||||
Ik geloof, dat het ook voldoende is, als U naar Kleef uw geboorte-acte, en verhuis-billet medeneemt, en daarmede naar den Ned. Consul gaat. Is er aldaar geen vertegenwoordiger, dan zult U deze papieren op het Stadhuis moeten voorleggen. Wat mijn sport-bemoeiingen aangaat, zoo doe ik persoonlijk aan niets mede, maar heb wel de leiding van eenige sport-takken (hardloopen, schaatsenrijden). Ik schrijf ook artikelen in Ned. en duitsche sportbladen. Soms, als er races zijn, heb ik het erg druk, maar dit werk, waarbij het vooral aankomt op precies, snel en beslist handelen, maakt mij frisch en veerkrachtig voor mijn litteratuur. Ik heb dit ook noodig, omdat mijn leven anders vrij saai zou zijn. U begrijpt, dat ik hier niemand heb, met wien ik over litteratuur kan spreken, en om na de kantooruren nog met kooplieden te verkeeren, daarin heb ik geen lust. Bals, partijen en familie-verkeer verfoei ik ook. Ik zend U nog mijn hartelijke gelukwenschen met de jaarwisseling, en houd mij voor een brief van U aanbevolen. Na vele groeten. Uwdwdr.
|
|