De briefwisseling tussen Arij Prins en Lodewijk van Deyssel
(1971)–Lodewijk van Deyssel, Arij Prins– Auteursrechtelijk beschermd55Bergen-op-Zoom, 14 December 1891 Waarde Heer, Ik had U ook al lang willen schrijven. Ik vind dat U wel veel geduld heeft met de boeken, die ik van U ter leen heb. Ik hoop ze nog wat te mogen houden. Het is met mijn studie over de Franschen en met die boeken zoo gegaan: in '88 kreeg ik ze; in den winter '88-'89 las ik ze en zoû er juist meê gaan werken, toen in Maart '89 mijn vader stierf en dientengevolge mijn leven geheel gerevolutionneerd werd. Nu, sinds Juni, ben ik eigenlijk weêr pas op streek. En nu zal ik ook weêr aan die studie gaan, maar in dien tijd is er weêr veel gebeurd (symbolisten, enz.), zoo dat mijn overzicht nu weêr uitgebreider moet worden. Als U nog meer artikelen van Léon Bloy heeft, houd ik mij aanbevolen, ook voor de Sous-offs, van Descaves, meen ik, dat U zoo vriendelijk was mij aan te bieden. Heeft U de interessante Enquête sur l'Evolution littéraire van den reporter HuretGa naar voetnoot337 in den Écho de Paris (later afzonderlijk bij Charpentier verschenen) gelezen? De enorme rijkheid van de Fransche literatuur is verbazend. Heeft U gezien | |
[pagina 133]
| |
van de Expositie van de Rose-Croix?Ga naar voetnoot338 Heeft U Les Chants de MaldororGa naar voetnoot339 gelezen? Ofschoon ik de gemeenschappelijke eigenschappen niet bespeur, die de symbolisten tot éen groep maken, acht ik van de auteurs, die zich zoo noemen, Gustave Kahn de beste. Kahn zal naar mijne meening het beste praesteeren. Ook in België is veel moois. Ik vertaalde dezer dagen voor een Amsterdamschen schouwburg, bij wijze van industriëel werk, een dramatje van Maeterlinck, L'Intruse,Ga naar voetnoot340 maar het heeft mij sterk geimpressioneerd. Kent U dat? Het is met de aller-eenvoudigste middelen het sterkste effekt, door den meest simpelen dialoog, zonder beschrijving. Alleen de aanwijzing van de inrichting van het tooneel is beschrijving. Maar het kurieuze is, dat zelfs die aanwijzing al kunsteffekt heeft.
Met genoegen hoor ik, dat wij gauw weêr iets van U krijgen. U is produktief tegenwoordig. Uw laatste kunst, met Sint Margareta te beginnen, interesseert mij zoo mogelijk nog meer dan de voorlaatste. Ik zal U bekennen, dat ik er veel voor over had om te weten of ik ook iets in dien trant zou kúnnen maken als 't moest. Want U staat geheel op U zelf. Uw kunst ontsnapt aan den verwantschapsband die er is tusschen al het werk van Gorter (het latere, na ‘Mei’), Van Looy, Aletrino, Erens, Delang, Netscher, v. GroeningenGa naar voetnoot341 en mij. U begrijpt | |
[pagina 134]
| |
wat ik bedoel. Tusschen de verzen van Gorter en het werk van b.v. Netscher is een enorm verschil. Tóch is er meer verwantschap tusschen al de zoo even genoemden dan tusschen welke dier genoemden ook en U. En Uw procédé, om het zoo te noemen, kan ik maar niet in de macht mijner waarneming krijgen. Ik meen dat, al kon ik er het leven van mijn moeder of vrouw meê redden, ik geloof niet in staat te zijn iets in uw trant te maken. Gorter werkt zeer mooye zaken. Er zijn er hier maar heel weinige, zelfs onder zijn vrienden, die hem begrijpen. Maar laat mij U, voor ik het vergeet, nog iets over Uw eigen werk vragen: is er diepere koncentratie in Uw latere werk dan in Uw eerste, essentiëel diepere koncentratie, grooter inspanning, of is alleen het cerebrale toestel in andere richting geplaatst? Ik hoop dat ik mij duidelijk uitdruk.
Ik ben, zoo als U gezien zal hebben, nog steeds met Menschen en Bergen bezig. Ik heb ook een groot opstel over het SocialismeGa naar voetnoot342 onder handen, al sinds een jaar. 40 paginaas zijn er van klaar. In Maart of April zal voorts, naar ik hoop, mijn nieuwe romanGa naar voetnoot343 verschijnen, opvolger van De Kleine Republiek. Die roman behandelt de liefde van mij voor mijn vader, of mijn predomineerende passie van het 14e tot 17e levensjaar, en dit eenigszins in den trant van mijn nu laatstelijk verschenen fragment van Menschen en Bergen. Met Delang ben ik ook zeer ingenomen.Ga naar voetnoot344 Het is kurieus dat hij telegrafist van beroep is en nu en dan schrijft in artistieke telegrafie. Netscher heeft na zijn eerste novellen twee bundels met letterkundige portretten van KamerledenGa naar voetnoot345 uitgegeven. Die kent U toch? En nu heeft hij een ‘roman in twee deelen’ in de dagbladen doen aankondigen, getiteld ‘Egoïsme’.Ga naar voetnoot346
Een Passie ken ik. Er bestaat verschil van gevoelenGa naar voetnoot347 over de hoedanigheid | |
[pagina 135]
| |
van dat boek tusschen mij en de N.Gids-redaktie. Daarom heeft men mijne recensie niet willen plaatsen. Ik vind het, te vergelijken met Zuster BerthaGa naar voetnoot348 van Aletrino, wel grof, zeker; maar ik vind er toch meer goeds in dan de N.G.-redaktie er in vindt. In Z. Bertha is meer literatuur, in Een Passie meer ‘temperament’.
Met zijn roman Oorlog heeft Erens meer literaire intentie dan men misschien vermoeden zou. Ik weet niet of U het weekblad De Amsterdammer leest. Nu, daarin heeft Erens eenigen tijd geleden eene recensie geschreven over Le Vierge van Vallette.Ga naar voetnoot349 Al reageerend tegen de gekompliceerde taalvervorming van Gorter, Delang en anderen,Ga naar voetnoot350 betoogde hij in dat artikel, dat men tot een eenvoudiger taal, een eenvoudiger realisme moest terugkeeren. En van dat eenvoudige realisme moet, meen ik, Oorlog als een proeve beschouwd worden. Goed vind ik er van de uittocht van dien jongen man uit zijn dorpje, met de beweging der vogelen om hem heen.Ga naar voetnoot351 Erens is overigens zeer veelzijdig, bijna al zijn stukken zijn elk in een andere manier.
Geeft U niet spoedig een tweeden bundel uit? Mij dunkt U heeft al over genoeg te beschikken. Blijft het Hollandsch U even gemeenzaam als vroeger in weêrwil van Uw langdurig verblijf in het buitenland? Op mij heeft het verblijf in het buitenland geen invloed om dat ik om zoo te zeggen niemand spreek, maar het interesseert mij of iemand, die wel met menschen omgaat, er ook geen hinder van heeft. Israëls vertelde mij verleden jaarGa naar voetnoot352 van Uw sportbemoeyingen. Doet U zelf ook praktiesch aan sport?
Ik denk er over om in Kleef te gaan wonen. Kan U mij ook zeggen hoe het | |
[pagina 136]
| |
staat met de militaire verplichtingen van een Hollander, die zich in Duitschland vestigt? Bergen-Op-Zoom zal ik ten slotte wel uit móeten, om dat mijn vrouw voortdurend de koorts heeft. 't Is hier moerassig en koortsig. Ik woon liever in 't buitenland en België is voor mij voorloopig gesloten. Dus moet ik, om dicht bij te blijven, wel naar Kleef (dat is maar 2½ uur van Amsterdam tegenwoordig). Kan ik echter in Holland een goed klein huis, ‘buiten’ maar toch dicht bij een stad vinden, dan blijf ik in Holland. Niets is ellendiger dan verhuizen. Ook woon ik op 't oogenblik wel naar mijn zin, maar met de permanente koortsen is het onhoudbaar.
Ik beveel mij aan om weêr eens iets van U te hooren, doe U mijn beste groeten en blijf Uw dw.
|
|