Spoedig schrijf ik U nader en zal U dan eenige nadere inlichtingen geven, die U wellicht voor uw studie kunnen dienen.
Na groeten
Uw toegenegen
Arij Prins
Uw lijst zend ik U spoedig terug. Wellicht vind ik nog meer boeken die U verlangt te lezen.
|
-
voetnoot233
- Paul Bonnetain (1858-1899) was sedert 1888 redactie-secretaris van het Supplément littéraire van de Figaro. In dit blad publiceerde hij op 13 april 1884 het eerste artikel van een groots opgezette reportage over de verslaving aan opium, tevens het documentatie-materiaal voor zijn in 1885 verschenen roman l'Opium. Eerder had Van Deyssel van hem gelezen: Charlot s'amuse (1883) en Au Tonkin (1885). L'Opium beviel Van Deyssel zozeer dat hij zich op 3 maart 1889 van Bonnetain aanschafte: Une femme à bord (1884), Autour de la caserne (1885), En mer (1887), Le nommé Perreux (1888), Amours nomades (1888), Au large (1888) en Marsouins et Mathurins (1888).
-
voetnoot234
- Jean Ajalbert (1863-1947) publiceerde in 1885 de bundel Sur le vif. Vers ‘impressionistes’. Over Ajalbert heeft Prins geschreven in het weekblad De Amsterdammer van 17 januari 1886.
-
voetnoot235
- Maurice de Faramond (1864-1923) publiceerde in 1886 Quintessences. Het nu door Van Deyssel ontvangen exemplaar bevatte de opdracht: A Arij Prins en hommage. M. de Faramond. -
-
voetnoot237
-
Les Hantises (1886) par Edouard Dujardin (1861-1949) had Van Deyssel reeds mogen lenen van François Erens, die in De Nieuwe Gids, Eerste jrg. II, aflev. 4 (april 1886), blz. 149-151, Dujardins ‘gedachten-harmonieën’ waarderend had besproken en tevens voorspeld: ‘Dujardin kan zeker zijn dat er in de rijen der orthodoxe materialisten een eindelooze schaterlach zal opgaan en als een loopend vuur op de gezichten der bekrompenen zal klimmen, waarbij dikke buiken zullen schudden met zwaar getrappel van voeten.’
-
voetnoot238
- Jean Moréas, pseudoniem van Yannis Papadiamantopoulos (1856-1910) schreef in samenwerking met Paul Adam (1862-1920) twee bundels verhalen, Le Thé chez Miranda (1886) en Les Demoiselles Goubert (1886). De nu aan Van Deyssel toegezonden bundel bevatte de opdracht: ‘A Monsieur Arij Prins. Hommage bien cordial. Paul Adam. Jean Moréas.’ Zie ook noot 195.
-
voetnoot239
-
Le mal d'aimer, états d'âme, par R. Godet verscheen in 1888.
-
voetnoot240
- Jules Vidal (1858-1895) publiceerde in 1885 de aan Edmond de Goncourt opgedragen roman Un coeur fêlé. In 1886 verscheen Blanches mains.
-
voetnoot240
- Jules Vidal (1858-1895) publiceerde in 1885 de aan Edmond de Goncourt opgedragen roman Un coeur fêlé. In 1886 verscheen Blanches mains.
-
voetnoot241
- De roman Seuls, par Francis Poictevin (1854-1904) verscheen in 1886. Van Deyssel kende reeds Petitau (1885).
-
voetnoot242
-
La Course à la Mort, par Edouard Rod (1857-1910) verscheen in 1885. Van Deyssel kende reeds La Chute de Miss Topsy (1882).
-
voetnoot243
-
Le Calvaire, par Octave Mirbeau (1848-1917) verscheen in 1887. In 1907 zou Mirbeau nog enig gerucht maken met La 628E8, waaromtrent Van Deyssel op 23 maart 1909 aantekende o.m.: ‘Het is “radicaal”, impressionistisch, sensualistisch, journalistisch, levendig gekakel van een staatkundig, letterkundig, sociaal en mondain râté. - Hier en daar toch geniaal binnen de soort, waartoe het behoort.’ (De Nieuwe Gids, Jrg. 1927 II, blz. 564).
-
voetnoot244
- De zedenstudie Soi, par Paul Adam (1862-1920), handelend over een ongelukkig gehuwde vrouw, verscheen in 1886.
-
voetnoot245
-
Un crime d'amour, par Paul Bourget (1852-1935) verscheen in 1886.
-
voetnoot246
-
Lettres de Jules de Goncourt, publiées par E. de Goncourt. Avec une préface d'Henry Céard, un portrait gravé à l'eau-forte par Abot d'après Claudius Paupelin et un fac-similé (1885). Dit boek werd door Prins, als A. Cooplandt, besproken in het weekblad De Amsterdammer van 18 juni 1885.
-
voetnoot247
-
Confession posthume, par Paul Margueritte (1860-1918) verscheen in 1886. Margueritte was in Nederland geïntroduceerd geworden door Frans Netscher in een artikel, Paul Margueritte: Een proeve van naturalistische kritiek, in het weekblad De Amsterdammer van 11 en 15 oktober, 20 en 27 november 1885.
-
voetnoot248
- Onder de schuilnaam Jean Berleux publiceerde Maurice Quentin-Bauchart, geboren te Parijs in 1857 en in het dagelijks leven aldaar ‘conseiller municipal’, de roman Cousine Annette (1887), roman die laatstelijk een herdruk beleefde in 1899 toen hij als deel 373 werd opgenomen in de bekende reeks ‘Auteurs célèbres’.
-
voetnoot249
-
Kermesses, par Georges Eekhoud (1845-1927) verscheen in 1884. In 1896 zou Van Deyssel zich Eekhouds toen verschenen roman Le cycle patibulaire aanschaffen.
-
voetnoot250
-
Chez Mme Antonin, par Louis Mullem verscheen in 1887.
-
voetnoot251
- Van de Revue Moderniste (zie noot 223) kreeg Van Deyssel toegezonden alle twaalf nummers (het elfde nummer was een dubbelnummer), verschenen vanaf 1 december 1884 t/m 1 februari 1886.
-
voetnoot252
-
La Glèbe, par Paul Adam (1862-1920) verscheen in 1887.
-
voetnoot253
- Op dit tijdstip bezat Van Deyssel van De Goncourt: Germinie Lacerteux (1864), Idées et sensations (1866), Manette Salomon (1867), Gavarni, L'homme et l'oeuvre (1873), La fille Élisa (1877), Les frères Zemganno (1879), La maison d'un artiste (1881), L'art du XVIIIe siècle (de derde, vermeerderde druk van 1881), La Faustin (1882), Chérie (1884), Lettres de Jules de Goncourt (1885), Pages retrouvés (1886) en wat er reeds verschenen was van de negendelige uitgave van het Journal (1887-1896).
-
voetnoot254
- Van Deyssel had Prins waarschijnlijk gevraagd om toezending van Soeur Philomène (1861), Renée Mauperin (1864) en Madame Gervaisais (1869).
-
voetnoot255
- O.m. Portraits intimes du XVIIIe siècle, 2 dln. (1857) en La Femme au XVIIIe siècle (1862).
-
voetnoot257
-
Mon Père verscheen in 1884 en handelde over de vader van de auteur, generaal Jean-Auguste Margueritte (1823-1870), gesneuveld bij Sedan in de Frans-Duitse oorlog.
-
voetnoot258
-
Les Corneilles (1888) is echter niet in een van beide tijdschriften verschenen.
-
voetnoot259
-
Akëdysséril, par (Mathias-Auguste) Comte de Villiers de l'Isle-Adam (1838-1889) verscheen in La Revue Contemporaine van 25 juli 1885, blz. 346-373. Een aldaar op blz. 346 aan de titel toegevoegde noot luidt: ‘Cet ouvrage, illustré par Félicien Rops, doit paraître, en septembre prochain, chez l'éditeur Monnier. C'est le premier récit de l'Amour à travers les âges, livre de légendes écrit par MM. Leconte de Lisle, Alphonse Daudet, Ernest Renan, Catulle Mendès, Henri de Bornier, Eugène Burnouf, etc. etc.’ Zie ook noot 395.
-
voetnoot260
- Zie noot 157. A Rebours heeft Van Deyssel zich aangeschaft in maart 1889.
-
voetnoot261
- De eerste, al spoedig zeer zeldzame, druk van de Croquis Parisiens dateert van 1880. Van Deyssel is in het bezit geweest van de hem, vermoedelijk door Isaac Israëls in 1889 geschonken, al even onbetaalbare, want bibliofiele, tweede druk: Nouvelle édition imprimée dans le format presque perdu de quelques eucologes, à 13 exemplaires sur papier du Japon des factories hollandaises de Décima, 13 exemplaires sur papier bambou des comptoirs du Brahma-poutre, 13 exemplaires sur papier à chandelle, vendu par un sieur Chique, beurrier, rue du Cygne etc., la I cal. Oct. MDCCCLXXXV, Léon Vannier, éditeur des modernes.
-
voetnoot262
- Dateert van 1887. De Huysmans-kenner Georges Rouzet schreef ons op 2 mei 1955: ‘J'ai une curiosité: Un Dilemme, paru dans la Revue Indépendante. Les numéros de la revue ont été reliés et portent l'ex-libris de Georges Landry (zie noot 156) qui réunit ainsi en plaquette, sur couverture vert-sombre, cette longue nouvelle de J.K.H. qui est un chef-d'oeuvre d'observation.’
-
voetnoot265
- Een bibliografie van Mallarmé's bijdragen aan La Revue Indépendante (van 1885 tot 1888) kan de lezer aantreffen in Stéphane Mallarmé, Oeuvres complètes. Texte établi et annoté par Henri Mondor en G. Jean Aubry, Bibliothèque de la Pléiade, Paris, 1961, blz. 1355-1356.
-
voetnoot266
-
La Légende Dorée van Jacques de Voragine was - zo zou Prins zelf meedelen (in een in de Nieuwe Rotterdamsche Courant, avondblad A, van 10 juni 1922, posthuum verschenen artikel Over Gustave Flaubert) verspreid in talloze manuscripten. Van 1470-1500 verschenen er niet minder dan 74 uitgaven en meer dan dertig vertalingen van in verschillende talen, o.a. in het Nederlands in 1472 te Delft en in 1478 te Gouda. Later raakte het werk in vergetelheid totdat in 1843 te Parijs, bij Charles Gosselin, opnieuw een Franse vertaling verscheen. Hoogstwaarschijnlijk heeft Flaubert deze benut voor zijn verhaal Saint Julien l'Hospitalier.
|