De briefwisseling tussen Arij Prins en Lodewijk van Deyssel
(1971)–Lodewijk van Deyssel, Arij Prins– Auteursrechtelijk beschermd41Mont-lez-Houffalize,
Waarde Heer, U heeft mij in Uw laatsten brief een aanbod gedaan, dat ik wel met graâgte zoû aanvaarden, als ik maar goed durfde, - om mij namelijk inlichtingen over en werken van de nieuwste fransche literatoren, als Moréas, Dujardin, enz. te zenden, die mij bij mijn artikel te pas zouden kunnen komen. Ik kan niet anders zeggen, - en dit had ik al eerder willen doen, - dan: héel graâg. Ik zoû niet weten welken beteren dienst iemant mij op 't oogenblik zoû kunnen doen. Maar ik ben bang, dat Uw boeken zullen lijden van het vervoer, en ... de last, die U er door zult hebben. Enfin, wíl U het doen, dan zal ik U daarvoor zeer dankbaar zijn. U zoû mij echter geen boeken moeten zenden, die U des-noods niet wel een jaar b.v. zoû kunnen missen. Want nauwkeuriger kan ik den duur van den tijd, dat ik de boeken noodig zal hebben, niet schatten. Ook voor Uw inlichtingen houd ik mij dus zeer aanbevolen. Hoe ik mijn artikel zal inrichten, weet ik ook nog niet precies, maar wel, dat ik er geen biografische bizonderheden op zich zelf zal inlasschen en zal trachten het zooveel mogelijk zuiver literair te houden. Ik ben zoo vrij hier een gedeelte bij te voegen van de lijst mijner desiderata. Verscheidene dier werken ken ik al, maar zoû ik nu toch weêr willen hebben. De boeken, die U mij kunt en wilt zenden, zal ik goed verzorgen en U ze goed verzorgd retourneeren. Ja, ook de Revue Moderniste zoû ik wel eens willen hebben. Kent u den dichter Verhaeren?Ga naar voetnoot230 Wie ‘Maurits’ is weet ik niet. Ik vermoed een redakteur van een der groote Ned.-Indische bladen. Uw schetsGa naar voetnoot231 in den Nieuwen Gids van dec. ll. heb ik met veel genoegen gelezen. Ik ben echter intimer geliëerd met indrukken, die men van naturalistiesch en impressionistiesch werk krijgt, en voel dat ik met dit | |
[pagina 98]
| |
‘genre’ nog niet genoeg vertrouwd ben om geheel de genieting te beleven door den auteur bedoeld op te wekken. Mijn roman De Kleine Republiek is 10 Dec. ll. verschenen en het ex., dat ik mij veroorloofde U aan te bieden, zal U wel al bereikt hebben. Met vriendschappelijke gevoelens, verblijf ik, Uw toegenegene
In haast. Zoû U zoo goed willen zijn mij
|
|