staat een artikel in over mijn stuk in de Amstr., vol grove uitvallen tegen het Naturalisme, en vooral tegen ten Brink en mij. -
Ik denk niet te antwoorden, want ik heb geen lust de drek op te rapen, waarmede men mij gooit, trouwens een antwoord zou niets uitwerken.
De schrijver weet niets v/h Naturalisme, en schijnt te denken dat ik het op de Kath. Godsdienst gemunt heb. - Hij noemt ons ook liberalen, alsof het Naturalisme een politieke partij is. -
Bezit U ook nog het tooneelstuk, dat bij v. Lier opgevoerd is, zoo ja, dan zal ik het zeer gaarne eens ter lezing van U ontvangen. -
Na groeten noem ik mij
UEddwdr.
Arij Prins
|
-
voetnoot96
- Louis Apol (1850-1936), schilder en etser, maakte in 1880 een reis naar de Noordpool om zich te oriënteren in verband met het door hem te schilderen panorama van Nova Zembla.
-
voetnoot97
- Jean-François Millet (1814-1875), Frans schilder en graficus. Voor het boerse realisme van Millet had Van Deyssel een zeker zwak. Bekend werd zijn uitspraak (Vierde bundel Verzamelde Opstellen, A'dam, 1898, blz. 297: ‘Ik stel mij voor dat een Madonna der beste Primitieven een boerenmeid van Millet eerder als haar zuster omhelzen zoû dan zij het een Madonna der 19e eeuwsche Dusseldorfers zoû doen.’
-
voetnoot98
- Jean Baptiste Camille Corot (1796-1875), Frans landschapschilder en als zodanig een der grootste van alle tijden.
-
voetnoot99
- Charles François Daubigny (1817-1878), Frans landschapschilder uit de school van Barbizon, ofschoon hij daar nooit woonde. Op zijn best in voorjaarstaferelen en maannachtstukken. Zie over Daubigny ook L. van Deyssel, Negende bundel Verzamelde Opstellen, A'dam, 1906, blz. 39.
-
voetnoot100
- Gustave Courbet (1819-1877), Frans schilder van landschappen, zeegezichten en dierenstukken. Grondlegger van het naturalisme, d.w.z. hij wilde de natuur schilderen zoals hij haar zag, en slechts dat schilderen wat de zichtbare wereld te aanschouwen gaf.
-
voetnoot102
- Strikt genomen bestond er geen redactie, maar had Carel Vosmaer (1826-1888) het als redacteur vrijwel voor 't zeggen. Vergaderde de redactie, dan hield dit feitelijk in dat Vosmaer vergaderde met Martinus Nijhoff (1826-1894), de uitgever van De Nederlandsche Spectator, en met een kern van vaste medewerkers; zie F.C. Bastet, Mr. Carel Vosmaer. Zijn achtergronden. Zijn reizen. Zijn tijdgenoten. Zijn invloed. Den Haag, 1967, blz. 22-23.
-
voetnoot103
- Deze roman van George Moore (1852-1933) verscheen in 1885. Zie ook noot 281. Op 9 mei 1885 schreef ook Frans Netscher aan Van Deyssel over ‘George Moore, dien ik door een toeval ontdekt heb (...) Hij was hier en ook in de fransche pers geheel onbekend, 't Is een wonder, dat wij nog niet eerder van hem gehoord hebben, daar hij, als een tweede Zola, de litteraire wereld van zijn land in eene hevige beroering heeft gebracht. Zijn “A Mummer's Wife” is verbazend knap; het staat gelijk met de beste werken van Zola en met Lemonnier's “Un Mâle”. Dringend raad ik U aan het te lezen. (...) Het is een vondst, waarmeê de hollandsche naturalisten zoodra mogelijk in kennis moeten gesteld.’ En op 3 juni 1885: ‘Met groot genoegen vernam ik uit uw brief, dat ge van plan zijt “A Mummer's Wife” te gaan lezen; ik houd mij overtuigd, dat deze lectuur U niet zal berouwen.’ Netscher moet zich bepaald in de zevende hemel hebben gewaand, toen Zola hem vanuit Médan, op 25 september 1885, aldus op de schouder klopte: ‘Je vous sais très brave, et je suis certain de votre triomphe. Vous aurez en Hollande la place de Verga en Italie et de George Moore en Angleterre’. (Ontleend aan: Brieven van Emile Zola aan Frans Netscher, in De Nieuwe Gids, Jrg. 1931 I, blz. 69-72. Het citaat, a.w., blz. 70.
-
voetnoot104
- In het in noot 94 genoemde overzicht had Van Deyssel geschreven: ‘De Gids nam hoe langer hoe meer een kalm literarisch karakter aan. De redacteur Hooyer gaf een novelle, getiteld Een wilde vogel, van het bescheiden en recht gemoedelijk talent des schrijvers getuigende; de redacteur Honigh eene in verteltrant gestelde beschrijving zijner reis door Noorwegen, dezelfde reis, die ook reeds in societeit of vriendenkring tot het houden van voordrachten had geleid; de redacteur Boissevain deelt de indrukken mede, ontvangen gedurende een velocipède-rit, op eene wijze, die van ingenomenheid met de vaderlandsche natuur getuigt. Naar aanleiding van het feest van Nicolaas Beets werden over en aan den jubilaris bijdragen geplaatst van de redactie en van Beets zelf, van Mevr. Bosboom-Toussaint en van den heer Hasebroek. Verder drukte de heer Wolters van Leiden hier eene goede novelle af getiteld Eervol teruggetreden, de heer Carel van Nievelt twee in plechtstatig proza geschreven: Via Crucis en Meinardus. Als poëtische medearbeiders traden toe: Hélène Swarth, Fiore della Neve, Soera Rana, Louis Couperus, W. Gosler, Wallis (...)’
-
voetnoot105
- Charles Boissevain (1842-1927) was niet alleen redacteur van De Gids, maar sedert 1 januari 1885 ook hoofdredacteur van het Algemeen Handelsblad. Over de betrekkingen tussen Boissevain en Van Deyssel, zie de Gedenkschriften (ed. Prick), Zwolle, 1962, blz. 759-762, alsook Karel Reijnders, Couperus bij Van Deyssel, A'dam, 1968, blz. 325-335.
-
voetnoot106
- Dit was uiteraard De Nieuwe Gids, Tweemaandelijksch Tijdschrift voor Letteren, Kunst en Wetenschap, waarvan het eerste nummer zou verschijnen in oktober 1885, onder redactie van Frederik van Eeden, F. van der Goes, Willem Kloos, Willem Paap en Albert Verwey.
-
voetnoot107
-
Wat wil het naturalisme? verscheen in Nederland, jrg. 1885, II (mei), blz. 433-463, III (augustus/september), blz. 63-99.
-
voetnoot108
- Deze studie is niet verschenen. Bij schrijven van 7 februari 1885 had de Vicomte Eugène Melchior de Vogüé (1848-1910) Prins inlichtingen verstrekt over zijn eigen artikelen betreffende Dostoïevsky, Tolstoï en Gogol, verschenen in de Revue des Deux Mondes sedert 1883 en onder de titel Le roman russe gebundeld in 1886.
-
voetnoot109
- Bourgets L'Irréparable dateert van 1884. Met de romanschrijver Bourget, wiens Cruelle Enigme (1885) door Prins (A. Cooplandt) besproken werd in het weekblad De Amsterdammer van 17 mei 1885, is Van Deyssel nooit ingenomen geweest. In De Nieuwe Gids, Zesde jaargang II, aflev. 4 (april 1891) zou hij, op blz. 129, een vergelijking trekken tussen Barrès en Bourget: ‘Barrès' adem is puure zielestoom, Bourgets adem is een mondain kuchen, Barrès is een machine van spiritualiteit, Bourget is een modeplaat, Bourget behoort volstrekt niet in de Hooge Literatuur.’
-
voetnoot110
- Het Huisgezin was een te 's-Hertogenbosch slechts op zondag en donderdag verschijnend dagblad. In het nummer van donderdag 5 februari 1885 (16e Jaargang, no. 91) was het anonieme hoofdartikel, Naturalistische kritiek, gericht tegen het in noot 34 genoemde artikel van A. Cooplandt. Geopend werd met een algemene kenschets van het weekblad zelf, van het Zondagsblad van het Nieuws van den Dag en het bijvoegsel van het Handelsblad: ‘Die Zondagsbladen heeten aan fraaie letteren, wetenschap en kunst gewijd, maar zijn over het algemeen slechts de vergaarbak, waarin de liberale redactiën het literarische vuil uitstorten, dat zij in den loop der week uit de buitenlandsche pers hebben saamgelezen.’ Alvorens over te gaan tot het onder de loupe nemen van Cooplandts bijdrage, excuseerde de schrijver zich als volgt: ‘Wij zouden het niet wagen dergelijke viesheden voor fatsoenlijke menschen op te halen, als het niet noodzakelijk was ter waarschuwing nu en dan aan te toonen tot welke zedelijke laagte de liberale bellettrie gezonken is.’ Cooplandts navertelling van de inhoud van Autour d'un clocher werd door de anonieme schrijver zodanig geacht ‘dat wij het niet zouden wagen zijn stuk, zooals het daar ligt, onder de oogen onzer lezers te brengen; wij zullen ons slechts tot enkele aanhalingen bepalen, met weglating hier en daar van woorden en uitdrukkingen, die al te vies zijn om er ons papier mee te bezoedelen.’ De schrijver weigerde te geloven, dat de door Desprez en Fèvre geschilderde ‘studie van het dorpsleven’ op waarheid zou berusten. ‘Zulk een poel van zedeloosheid zal wel in geen enkel dorp ter wereld worden aangetroffen, zelfs niet bij de diepst gezonken barbaren.’ Bizonder gestoken was de schrijver door Cooplandts mening dat het betreffende boek ‘evenmin onzedelijk (is) als de romans der groote
naturalisten.’ Het artikel eindigde dan ook ‘Evenmin onzedelijk dus als Nana, Pot-Bouille, Sapho, en hoe de verschillende producten der Fransche pornographie meer heeten mogen. Men moet inderdaad een medewerker van het liberale blad “van den eersten rang” zijn om zulken goddeloozen onzin te kunnen neerschrijven.’
|