Neerlands taal in 't verre Oosten
(1906)–F.P.H. Prick van Wely– Auteursrecht onbekend
[pagina 118]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Het Indisch Nederlandsch van vroeger.Als historische benamingen voor den kleurling zijn ons in de oudere werken over Nederlandsch-Indië overgeleverd misties, poesties, kasties, kristies en toepas. Wat men onder die termen, kristies uitgezonderd, verstond, vertelt Valentijn in Deel II pag. 256 van zijn bekend werk: ‘De Mixstiçen zijn kinderen of van Hollandsche Vaders, en swarte Moeders (want noit heb ik daar kinderen van een blanke Moeder, en swarte Vader gesien, nog daar af gehoort) of wel van swarte Moeders en Portugeesche Vaders, die men Toepassen noemt, zijnde afsetsels der Portugeesen, die in de eerste tijden met eigen bewilliging hier gebleven zijn. De eerste afsetsels van een Hollandsche Vader, en een swarte Moeder, noemt men Mixstiçen, zijnde vaal, en sommige al vrij bruin van kleur; de kinderen van een Mixstiçe en een Hollander, noemd men Poestiçen, en de kinderen van een Poestiçe en een Hollander, Castiçen, die bij na zoo blank, als een Hollander zijn, en na welke men de kinderen, uyt de volgende huwelijken voortkomende, weer onder de Hollandsche telt. Dit geslagt is, schoon meesten tijd niet zeer fraey (hoewel ik 'er eenige die schoon waren, onder gezien heb) zeer moedig en trots, zeer Tyrannig en onverdraagelijk wreed tegen hare slaven, schoon zij meest zelf van slaven afkomstig zijn’. Ten opzichte van de etymologie van twee dezer woorden zijn we evenzeer in het onzekere als omtrent de afleiding van liplap. Prof. Veth leidt wel mesties | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
af van het Spaansche mestizo, Portugeesch mestiço of mistiço en kasties van het Spaansche castizo, Portugeesch castiço, beide laatste beteekenende: van goed zuiver ras, maar bij poesties waagt hij zich niet aan eenige afleidingGa naar voetnoot1), terwijl hij bij toepas den oorsprong van dit woord vindt in het Malabaarsche toepay = tolk, onder verwerping van de volksetymologische of liever valsch-vernuftige verklaring, in Batavia in derzelver gelegenheid, welks schrijver hier denkt aan het Hollandsche werkwoord ‘toepassen’. Had Prof. Veth er aan gedacht, dan zou hij zeker ook een staaltje van ‘valsch vernuft’ gevonden hebben zoowel in Neuhoff'sGa naar voetnoot2) afleiding van poesties: ‘Arme Indianen koken uit de bladen en scheuten van den heul een slechter soort van amfioen, die zij in de zon laten hert worden. Dit slag noemen de rijken Poust, en degenen, die het gebruiken, schimpswijze Pousti, als of men bedelzakken wilden zeggen. Daerentegen drijven d'armen den rijken het woort van Amfionisten weer tot schimp toe’, als in die van toepas door denzelfden schrijver. De toepassen reeds met de Mardykers of vrijgelaten slaven gelijkstellende zegt hij op pag. 117: ‘De Mardijkers of Toepassen zijn landzaeten van verscheiden Indiaensche volken, die hierom, mijns oordeels, toepassen genaemt zijn; dewijl zij de manieren, seden en gods-dienst van dengenen, daer zij bij woonen, lichtelijk aennemen en hen zelven toepassen. Zommigen zeggen, dat zij van de Portugesen na den Toepas alzoo | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
allereerst zouden genoemt zijn, die d'alleredelste steen in den tweeden trap naest den diamant is: daer men veelerlei verwen in ziet, die t'elkens met een draei veranderen’. Maar al heeft Prof. Veth het woord toepay gevonden dat heel wat aannemelijker is, hoe is de beteekenis van ‘tolk’ overgegaan in die van: Portugeesche kleurling? Inderdaad is er een toepay, zelfs (in het Tamil) een tupashi (u = oe) = het Hind. dobashi, letterlijk: de tweetalige, maar dit is op een enkele uitzondering na overgeleverd met begin-d, niet tGa naar voetnoot1). Nog aannemelijker is daarom de afleiding van Yule en Burnell in Hobson-Jobson, welke prachtige compilatie Prof. Veth ongelukkigerwijze niet gekend heeft. Daar wordt als de oorsprong van dit duistere woord het Perzische topchi (= busschieter) aangenomen, wat met de beteekenis overeenstemt, want die soort van Portugeezen werden gewoonlijk gebruikt als soldaten, niet als tolken. Een andere verklaring, misschien een volksetymologische Umdeutung van het Perzische woord, met aansluiting bij topi = hoed, vinden we in het in Hobson-Jobson gegeven citaat uit 1785: ‘Topasses, black foot soldiers, descended from Portuguese marrying natives, called topasses because they wear hats’.Ga naar voetnoot2) Hiermee zijn we nog niet aan het einde der gissingen, zooals blijken zal uit de hier gegeven aanhaling, die voorkomt in den elfden der Malabaarse Brieven (Leeuwarden, Abraham Ferwerda, 1743) door wijlen Jacobus | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Canter Visscher, in leven bedienaar des Evangeliums eerst te Couchin op Mallabaar, naderhand te Batavia. Over de toepassen weet hij het volgende mede te deelen: Men vindt in deze landstreken van Mallabaar, en aan al de vaste kusten van Indië een zekere zoort van Christenen, welke men Toepassen noemt, die nog onder de Europeesche Christenen nog onder Inlandsche getelt kunnen worden, maar die een derde soort uitmaken. Het is een mengelmoes van volk, dat niet alleen voort gekomen is van Slavinnen, die van de Portugeesen beslapen zijn, en naderhand deze kinderen aan zwarte vrouwen weder uitgehuwt hebben; maar de meeste zijn afzetselen van Portugeesse slaven en slavinnen, die aan elkanderen getrouwt, en door hunne Heeren en Vrouwen vrij gegeven zijn. Daar beneven voegen zich bij hen alle de slaven die vrij gegeven worden, van wat natie zij ook mogen wezen, mits ze Christen en in 't bijzonder Roomsch zijn, en daar door groeit hun getal nog dagelijks aan. Het is een volkje dat uit zig zelf trots is, en wanneer ze enig geld bezitten, weten ze groot gezwets te maken. Ze willen zich onder de Portugeesen getelt hebben, en zeggen Tem nossa genti, 't is ons volk; alhoewel die volgens hunne ingeboren grootsheit, hen veel meer dan wij veragten, noemende deze Toepassen, doorgaans Negros, zwarten. Egter beneemt dit hun den moed niet, gevende zig niet alleen Portugeesse namen, maar ook zodanige, welke de voornaamste Adelijke Stamhuizen van Portugaal en Spanjen voeren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook gewennen ze zich aan een zekeren grootsen trant, welken ze mede hunne kinderen inprenten, die van hun Vader sprekende, zullen zeggen, Senhor mei Pai, mijn Heer mijn Vader. De naam van Toepas is aanmerkelijk. Zommige willen dien afleiden van de twe Portugeesse woorden Toe Pai, gij Vaartje, gij Mannetje, om dat de Portugeesen in den beginne deze Hunne slaven of huisgeboorne die ze hun taal leerden, tot tolken gebruikten om met de Inlanders te spreken, en daarom tot hen dikwils gewoon waren te zeggen, Tu paj falla aquel, gij mannetje zeg dat. Dit schijnt enigen glimp van waarheit te hebben, om dat men de oude en geagste huisslaven Pai noemt. Andere leiden dit woord af van Koepaj, dat in 't Mallabaarsch een rok betekent, want zij dragen een rok, broek en hembd als de Europeanen, ook een hoed tot een teken van hunne vrijheid; zommige die wat rijker zijn, trekken ook koussen en schoenen aan, maar de gemene gaan bloots voets: Bij ouds, wanneer de Maatschappij deze plaats onder haar magt bragte, was er een orde, dat niemant van hun koussen en schoenen mogte dragen, of hij moeste aan de Diaconie voor die vergunning iets betalen, dog dit is nu in 't verval geraakt, als ook het geldt dat op 't Rotting dragen gestelt was. Dog mijns bedunkens moet het woord Toepas afgeleidt worden niet van Koepaj, Rok, maar van 't Mallabaarsche woord Toepay, Tolk, om dat ze dienden tot Tolken tusschen de Mallabaren en Christenen, gelijk tot nog toe vele van hun tot dit werk gebruikt wor- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
den, 't welk bij hen voor een aanzienelijke bedieninge wort geagt.’ Nog verdient vermelding, al was het alleen maar omdat ze nog nergens vermeld is, een vierde nuanceering: de Cristietsen, waarover Cornelis de Bruin het heeft in zijn Reizen over Moskovië door Perzië en Indië (1706). In zijn beschrijving van Batavia zegt hij (pag. 393): ‘Mexstietsen vint men er ook in groot getal, menschen voortgeteelt uit blanken en zwarten of half zwarten. De Kastietsen komen nader aan de blanken. Nogh is er een derde soort genaemt Poestietsen, die nogh nader komen, en nogh een vierde geheten Cristietsen, die weinig in koleur van de onzen verschillen. Allen zijn ze op eene wijze gekleedt, namelijk, zooals gezegt is in het gewagh maken van het eilant Ceilon. Zij geven voor dat hun natuurlijke spraek de Portugeesche is, maar zij is vrij verbastert. De meeste spreken ook de Nederlantsche tael, of verstaen dezelve ten minsten. Eenigen spreken ook Maleis’. Geen uitlegging, ten minste geen gissen, is noodig bij den laatste der te vermelden historische namen voor den kleurling, n.l. ‘ongebleekte dongris’. Een der stoffen waarmee de Kompenie handel dreef, een soort van donkerkleurig keper, heette ‘dongris’ zooals S. Kalff vermeldt in zijn Indisch Letterpraatje, en vandaar de spotnaam. Het woord leeft nog altijd in Engelsch Indië in zijn oorspronkelijke beteekenis voort in den vorm dongari of dungaree (vide Hobson-Jobson). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Misschien hebben wij ons echter al te lang met de tot het artikel ‘ebbenhout’ afgedaalde toepassen en consorten bezig gehouden, daar die woorden nu geheel vergeten zijn op mesties na, dat nog in West-Indië voortleeft. Dat ze echter een taai leven hebben gehad, bewijst het feit dat we nu nog in Heyse's Fremdwörterbuch hunne representanten Mustie, Fustie en Kostie kunnen naspeuren. Zoo is er echter een heel taal-kerkhof van doode woorden, zoowel ontleende als Hollandsche of verhollandschte. Andere tijden, andere zeden - maar ook andere toestanden en instellingen en zoo zien we met Tacitus: mutari cum temporibus formas quoque et genera dicendi. Nergens méér haast, dan in de snel levende Indische maatschappij met haar vele wisselingen, bestuurd door een vlucht van ‘trekkers’ en met weinig ‘blijvers’, die den loop der gebeurtenissen volgen of toestanden bestendigen kunnen. In het Register bij Veth's Uit Oost en West kan men met het bekende kruisje der afgestorvenen de volgende Oost-Indiërs teekenen: amokken (thans: amokmaken), baarsch, baarschap, boetjongenGa naar voetnoot1), Bokje of Bokkenees (thans Boeginees), dikiren, feziken (zoo dit Indisch is), ginggang, kaalkop (thans kakap), kajaten-hout of kiaten-houtGa naar voetnoot2), katjeGa naar voetnoot3), guardasol, kipersol of kitasolGa naar voetnoot4), Mardijkers, oorkrabGa naar voetnoot5), Papangers, passeer- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
baanGa naar voetnoot1), pitsjaren, ritsje, topbaan, toptafelGa naar voetnoot2) en Wetangers. Hoeveel in betrekkelijk korten tijd veranderen kan, weet ik uit eigen ervaring. Den reeds meer genoemden roman ‘Hoe zij oude vrijster werd’ van Mevr. Frank las ik in 1905. Hij is uitgekomen in 1877, wat ik zelf deed - in anderen zin - in 1892. Van de ‘pierewietklub’ uit Huets tijd was toen evenmin nog sprake als van héél wat in het werk van Mevr. Frank. Al dadelijk bijv. stuit men (I. p. 3) op het woord ‘opstoomen’. Van den kant van de reede komen twee zware kanonschoten, het teeken dat de mail in het gezicht - de mailboot aan 't ‘opstoomen’ is, zooals men het noemt. Hieraan heeft de aanleg van de haven te Tandjong Priok een einde gemaakt.Ga naar voetnoot3) Hoe echter het woord ‘directie’ voor wat wij thans ‘departement’ noemen zoo spoedig verdwijnen kon, is minder duidelijk, terwijl de ‘boomlieden’ (p. 12) zeker om redenen van taalkundigen aard herdoopt zijn in ‘boomklerken’. Verder heeten in 1877 de hotels ook nog ‘logementen’ en wordt Willem, de broer der heldin, verliefd op een ‘lippertje’, die heerlijk walste. Op haar zal ook wel het compliment van toepassing zijn, dat in Oost-Indische Menschen en Dingen den knappen jongen sinjo gemaakt wordt, die zijn keurig geschoeiden en elegant gevormden voet op de tafel zette, toen hij ging speechen - ze hebben allernetste voetjes, die ‘inboor- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lingen’. Willem moest echter niet veel hebben van die ‘inboorlingen’, zijn collega's op het residentiebureau te Semarang (p. 55). Later wordt hij echter weer verliefd op een van hun zusters naar den bloede, de dochter van een piet uit den handel, maar zijn eigen zuster waarschuwt hem voor zoo'n ‘inlandsch’ meisje, want ‘de inlandsche menschen hebben heel andere begrippen dan wij.’ Wat hier ‘inboorling’ en ‘inlandsch’ genoemd wordt, heeten wij nu niet meer zoo en zoo zal bijv. een ‘Indische’ dame van een hier geboren meisje spreken als van een meisje van 't land. Inboorling is geheel en al een boekenwoord, evengoed als ‘muilen’ (Dl. II p. 101), waarvoor de jongere generatie algemeen ‘sloffen’ zegt. Verder is ook ‘stroosigaar’ al lang tot ‘strootje’ verkort, welk laatste nu zelfs af en toe gebruikt wordt voor sigarette in het algemeen. En belle -Europeesche militairen doen een wandelingetje meestal vergezeld of wel gevolgd door hun inlandsche (niet wettige) wederhelft, belle zoo ge wilt: zóó toch worden ze veelal te Batavia genoemd (p. 143) - heb ik niet meer gehoord. Wel echter een misschien hiervan gevormd bellebetje voor de ‘huishoudster’ van den Indo. Evenmin sprak men in 1892 nog van ‘storie maken’ voor: drukte, herrie maken; van brandy dry, wat wij nu noemen brandy kring of een ‘kringetje’ of van Bazar Baroe, en Bazar Senin (II, p. 21), thans en toen reeds passer (Dl. II 283). Wel heeft men nog (te Soerabaja) de bekende kossongs, huurmylords op straat in den trant van de Amsterdamsche ‘aapjes’ maar de Bataviasche van 1877 waren van een ander slag. Bij den zin: ‘Daar is een kossong, die nog | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een uurtje over heeft’ (II. p. 33), krijgen wij de noot: Kossong, woordelijk ‘leeg’. Kossongs noemt men te Batavia de huurrijtuigen, die onbezet huiswaarts keeren en welker koetsiers nog een extra-fooitje wenschen te verdienen door eventueel vermoeide voetgangers op te nemen. Wat verder de rijtuigen betreft, merken wij het eigenaardige verschijnsel op, dat wat in 1877 als evenzeer uit de mode als de tali-api geschetst wordt, thans weer in gewijzigden vorm bijzonder in de mode is: ik bedoel de bendie, al is de ‘bendiejongen’ afgeschaft, althans wat zijn naam betreft. Geestig beschrijft Huet dit vehikel en zijn inhoud in zijn Indischen Brief aan Mr. D., burgemeester te S., bij HaarlemGa naar voetnoot1). ‘De tegenvoeter van den landauer is de tilbury, het voertuig van den vrijgezel, die de tegenvoeter van den vermogenden huisvader is. De type van den vrijgezel is een jong mensch van vijf en twintig jaren, die 's middags tusschen vijven en zessen, na zich gebaad, gekleed en gekapt te hebben, blootshoofds uit rijden gaat in zijn éénspan. Dat gij zijn bendie een tilbury noemt, is een gevolg van uwe bekrompenheid, uw gebrek aan wereld- en menschenkennis. Achteraan zijne zegekar is een plankje bevestigd, waarop zijn stal-, huis- en lijfjongenGa naar voetnoot2) zit, inéén gedoken onder den neergeslagen kap. Bij feestelijke gelegenheden | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
echter zit de jongen niet, maar staat; staat overeind op zijn plankje, en steekt met schouders en bovenlijf door een in den kap gesneden vierkant gat. Bevond ons (pas geschetst) Zaankantsch paartje zich hier, zij beweerden, verbeeld ik mij, dat zij in hun victoria van het Haagsche Buitenhof er toch altijd nog iets minder gek uitzagen dan die Amor in zijn bendie, met zijn blonde waterkrullen, zijn dansschoenen, en zijn uit een snuifdoos opgesprongen bruinen staljongen achter en boven zich.’ Zoo was het in 1870, maar helaas lang duurde het niet, want reeds zeven jaar later schrijft Mevrouw Frank: ‘Thans zijn de bendies het uitsluitend vervoermiddel geworden van ouderwetsche Chineezen, Arabieren of mindere beambten van handelshuizen, van de Gasfabriek, enz. enz. Ziet men ze al bij een gelegenheid als die, waarover we nu spreken (een zondagsche muziekuitvoering op het Waterlooplein), dan is hun inhoud meestal even ouderwetsch, onélégant, en eenvoudig als zij zelven.’ Edoch, de tijd neemt immer weer revanche: thans troont niet alleen het ‘patsmakerige’ jongmensch of de Chineesche dandy, maar zelfs de elegante jonge dokter in het gemoderniseerde sierlijke voertuig, waarbij de ‘koesier’ van zijn staanplank tot een kattenbakje verheven is en in laatdunkenden lakeientrots de ‘sadoos’ (dos-à-dos) met hun afgejakkerde ‘biekjes’ voorbij snelt of dit tracht te doen. Gaan we een halve eeuw terug, dan zijn er alweer dingen genoeg die ons treffen, taalkundig zoowel als maatschappelijk. Merkwaardig is in dit laatste op- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zicht de Reis naar Nederlands Oost-Indië (R) door J.B. van Doren, die in 1822 in Indië kwam als begeleider van een detachement van 150 man, deels Fransche deserteurs, deels ‘geaboleerde’ militairen. De overige ‘Oostgangers’ moeten toen al niet van veel beter gehalte geweest zijn, want de schrijver zegt dat het slag van menschen, dat men derwaarts zond een algemeenen afschrik baarde. Over allerlei zaken valt iets te leeren uit dit eigenaardige boek, waarop later (in 1854) als vervolg verschenen zijn twee deelen Fragmenten uit de Reizen in den Indischen Archipel (F). Zoo at men toen, nl. omstreeks 1822, nog ‘rijstbroodjes’ in het ‘logement,’ want brood van tarwemeel was nog niet zoo algemeen als op den huidigen dag, d.w.z. 1851, toen het eerstgenoemde boek uitkwam. Hoe het met de andere zorgen voor den in- en uitwendigen mensch ging, kan men op vermakelijke wijze leeren uit de Fragmenten. Daarom zij hier het woord gegeven aan den schrijver: ‘Men staat vroeg op, om de frissche lucht in te ademen, terwijl de morgenkleeding, zijnde eene kabaja en schuifbreechesGa naar voetnoot1) - voor de oudgasten een sarongGa naar voetnoot2) -, waarmede men ook ter ruste gaat, zeer luchtig en aangenaam is. De sarong en kabaja zijn te zeer bekend, om hier Walter Scott na te volgen, door eene uitvoerige beschrijving te geven, die in het nietige loopt en door | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meer dan eenen schrijver heeft plaats gehad; doch ik wil er dit alleen bijvoegen, dat er in het aandoen van den sarong eene soort van coquetterie bestaat, vooral onder de creolen. Als men er nog niet aan gewoon is, weet men hem niet goed vast te maken. Het is meer dan eens gebeurd, dat hij mij voor de voeten viel. Gelukkig, dat ik dan alleen was, anders zou ik een koddig figuur gemaakt hebben. In dat kostuum wandelt men de voor- of achtergalerij op en neer, in afwachting van een kop koffy of thee, naar verkiezing, die door een jongen of eene slavenmeidGa naar voetnoot1) gebragt wordt. Na eenige malen, als Arcan in zijne kamer, de voorof achtergalerij heen en weêr gewandeld te hebben, roept men slechts ‘sapa itoe’Ga naar voetnoot2) dat wil zeggen: he! wie is daar? Een jongen of eene meid schiet toe en vraagt den gebieder ‘apa toewan soeka kopie of thee?’ wat verlangt mijnheer, koffy of thee? Men zegt zijne verkiezing, en spoedig daarop krijgt men wat men verlangt. Inmiddels wacht een der dienstboden, - naar verkiezing des meesters een jongen of eene meid - met eenen schoonen sarong en kabaja in de hand, om den gast of meester naar de badkamer te vergezellen.Ga naar voetnoot3) Wanneer het huis in de nabijheid van een stroomend water is, dan zijn in zulke rivieren kleine bamboezen hutten opgeslagen, waarin men aangenaam in het stroomend water plast. Is dit het geval niet, dan is eene afgeslotene badkamer in de nabijheid des huizes, waar men zich met | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stortbaden gaat verfrisschen, die men zich met kleine van Nipah-bladeren gemaakte emmersGa naar voetnoot1) met water over het hoofd kan gieten, dat de inlander ‘sieram’ noemt. Na zich verfrischt te hebben, komt men terug in zijne kamer. Tegen tien ure verschijnt men en négligé - wel te verstaan, wanneer men en famille is, anders gekleed - aan de algemeene ontbijttafel, waar een half Europeesch en half inlandsch ontbijt voor de huisgenooten en gasten in gereedheid staat: nassi, kerri, sambal, een koeskoesGa naar voetnoot2) van uijen, verrotte garnalen en fijn gewreven Spaansche peper - gebraden visch, wat ham of eene ‘ajam panggang’ - eene kip op den rooster gebraden met citroensap en Spaansche peper - koude varkenscarbonaadjes, beafsteak en eijeren, bij wijze van kalfsoogen of eijerstruif. Ook voor de liefhebbers ding-ding (in de zon gedroogd buffelvleesch), Makassersche roode vischjes, om met nassi te eten, die, bij gebrek aan sardijntjes, niet te versmaden zijn. De dranken ad libitum, als: koffy thee, roode wijn, madera of Rijnwijn, Engelsch bier, Seltzer-, gendie- of kruikwater.Ga naar voetnoot3). Als men op zijn gemak van alles wat gepeuzeld en eene manilla sigaar, pour la bonne bouche, gerookt heeft, komt de tijd van kleeden, doch vele oudgasten, die het toilet eene vervelende etiquette noemen, blij- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ven in voornoemd négligé rondloopen en kleeden zich niet dan voor het diné, dat gewoonlijk te vijf of half zes ure plaats heeft.Ga naar voetnoot1) Dat het kleeden, even als andere verrigtingen met eene bedaardheid en met pauzen het eene stuk na het andere geschiedt, zal men ligt begrijpen. De minste beweging in Indië veroorzaakt eene onaangename uitwaseming, vooral bij den vreemdeling, in wiens aderen nog echt Europeesch bloed stroomt. Tegen 12 ure komt men bij elkander, om een glas madera met pahit (bitter) te gebruiken.Ga naar voetnoot2) Vervolgens gaat men op zijn grabat een dutje doen: een algemeen aangenomen gebruik in Indië, ja, de Javaan zelfs houdt zich van 12 tot 3 uren verscholen in zijne belommerde bamboezen woning. De oudgast, die moeijelijk in slaap komt, zonder een klein hulpmiddel, laat zich pidjetten - dat wil zeggen, eene zachte drukking van armen, beenen en voeten. Dit is het werk van eene of twee oude slavenmeiden, die met eene aangeborene behendigheid van al de grillen en nukken van zulke oude snaken de juiste maat weten. Deze hulpmiddeltjes gaan soms verder, doch de kieschheid laat ons niet toe, hierover uit te weiden. Ik herinner mij nog steeds een zekeren oudgast te Samarang van ongeveer 60 jaren, die niet alleen gepitjet, maar gesapoet, gegasok-gosok, getombokt of getjobet werd - opwekkende middeltjes, waarvan ik de uitlegging aan den met Java bekenden lezer niet behoef | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
te geven - terwijl een derde jonge slavenmeid, met eenen waaijer in de hand, den ouden afgeleefden bootsman, door eene langzame beweging de vliegen van zijn aangezigt weerde en zoo doende in eene aangename sluimering bragtGa naar voetnoot1). Het wordt inmiddels vier ure, men staat op en neemt een frisch stortbad. Vervolgens zich gekleed, van het hoofd tot de voeten schoon onder- en bovengoed aangetrokken hebbende, begeeft men zich aan tafel, die in de achtergalerij met een heerlijk middagmaal prijkt; terwijl de lekkere en fijne wijnen, als: pommard, bourgogne, enz. op eene soort van zilveren rolaffuit gedurende het dessert aan de convives en huisgenooten worden rondgestuurdGa naar voetnoot2). Ieder dischgenoot heeft een wit of blauw kristallen vingerglas met water gevuld, om zich na afloop van den disch de vingers te verfrisschen. Na het diné ging het er soms al vrij los toe, vooral bij Engelsche kooplieden. Ik heb er groote dinés bijgewoond, waar de gastheer, zoodra de dames vertrokken waren, het voorbeeld gaf, door zijne beenen op eenen tweeden leuningstoel uitgestrekt te gaan leggen en door de gasten gevolgd wordende, bleven zij aldus hunne sigaar rooken. Ter nauwernood is men van tafel opgestaan, of men hoort den gastheer tegen zijne bedienden roepen: ‘pasang, karetta bawa die moeka’ - spant aan en brengt den wagen voor. Met een halve snip op, springt men in den wagen, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
om de geestrijke vochtenGa naar voetnoot1), die men soms in ruime mate aan tafel gebruikt heeft, een weinig te doen bedaren. Nu komt men van het toeren terug, en men vindt reeds in de voorgalerij comfortably leuningstoelen in gereedheid staan, waarop iedere gast plaats neemt. De thee wordt door de vrouw des huizes in de middengalerij geschonken en door jongens aangeboden. Om het zich aangenaam te maken, ligt men achterover in zijnen zetel, met de beenen in eene horizontale houding tegen zoogenoemde houten leuningen uitgestrekt. Bij vrijgezellen wordt de thee door de huishoudster van den oudgast in een der bijgebouwen geschonken en door jongens aangeboden. De gasten, die op geen thee gesteld zijn, kunnen zich op rooden wijn, madera of Rijnwijn regaleren; terwijl liefhebbers van gin and water, hun grog ad libitum kunnen gebruiken. Voor diegenen, welke lust hebben om te spelen, staan een paar omber- of whisttafeltjes aan het einde der voorgalerij klaar.Ga naar voetnoot2) De lucht wordt koeler, verkwikkende avondwindjes temperen het heete voorhoofd, en verspreiden alom in de vertrekken eenen aangenamen geur, welke de in de nabijheid groeijende melatti-heesters en andere bloemen verspreiden. De veelvuldige lampen en lichten onder stolpen werpen hun helder licht tusschen de boomen en heesters, die de vrolijke gasten omringen, en waar men | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zonder stijfheid zeer genoegelijk den avond doorbrengt, ja soms tot diep in den nacht verblijft, terwijl circa 11 ure een klein collation, bestaande uit rijst en eenige inlandsche geregten, genuttigd wordt.’ Soms was de koelte nog niet aangenaam genoeg, want ‘mag men de Javaansche kronijk gelooven, dan vinden wij daarin opgeteekend, dat de gasten voorheen na afloop der tafel met de bloote beenen in de rivier zaten te kaartspelen, om, zooals men in Indië gewoonlijk zegt, zich lekker te maken’ (F. I, pag. 287). Dat onder zulke omstandigheden en ten gevolge van andere uitspattingen als het naar de ‘roenggiengkasten’ (R. I, pag. 105.) loopen, ‘Kaptein Jas’ (de cholera)Ga naar voetnoot1) veel meer slachtoffers maken moest als het schadelijk licht der maanGa naar voetnoot2) spreekt van zelf. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Waar moesten de ongelukkigen het echter zoeken? In de comedie? Daar was ternauwernood een Europeesch gezichtje te vinden en de ‘inlandsche’ dames of ‘liplapjes’, zooals de toen zeer in zwang zijnde term was, zeiden niet veel meer dan tida (neen) of tra mau (ik wil niet). Conversatie? De mannelijke ‘inlandsche’ kinderen of ‘mestiezen’ en Portugeesche afstammelingen, meestal als klerken in dienst en djoeroe toelis genaamd, waren al niet veel beter ter taal dan de creooltjesGa naar voetnoot1) (F. I, pag. 59). Soms verstonden zij geen woord van hetgeen zij op het papier kladden (R. II. pag. 150) en wat de meer gevorderden van het Nederlandsch terecht brachten, blijkt uit het door van Doren letterlijk overgeschreven briefje van een Portugeeschen sinjo aan zijn meisje, misschien wel het prototype van de geestige epistels, die tot zelfs in de Nederlandsche humoristische bladen hun weg gevonden hebben. Het luidt als volgt: Batavia Voorrei, den 10 Mei 1822. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tens van het goede gevoelen de trouw en eeuwige liefde gloed voor uwedelegestrenge zekerlijk dag te hebben liggen sugten en kermen de bout opgepropt en verdriet knagende te sweren. Ongelukkigerwijze vermeldt de historie niet of onze verliefde jongeling zijn meisje gekregen heeft, dan wel genoodzaakt is geweest om ‘slechts onder eenen klapperboom te trouwen’ (R. II, pag: 184.) Merkwaardig is het, dat we een niet lang geleden gelanceerd ‘Indier’ voor Indo-Europeaan reeds hier gebruikt zien naast ‘Indiaan’ (R. II pag: 45) voor ..... inlander. Zoo zien wij hier verschillende oorzaken aan 't werk. Aan den eenen kant ruimt men, om zijn betere taal- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kennis te toonen, de volksetymologische verbasteringen ‘kaalkop’ (kakap) en ‘katje’ (kattie) op, aan den anderen kant verliest het restje Portugeesch (kipersol, enz.) zich meer en meer, maar steeds zijn overal natuurlijk de veranderende tijdsomstandigheden de groote factoren. Aan de hand van de doode dictionnaire-woorden alleen is een belangwekkende geschiedenis van Indië te schrijven, waaruit ik hier slechts enkele episoden aanstip, als het uitzenden der ‘Compagnie's dochters’, de ‘hongitochten’ tot uitroeiing der specerijboomen, de ‘morshandel’, de tijd der ‘vetleeren schippers’ of kapteins der zeilschepen die de stoomvaart op Indië voorafgingen, het ‘trouwen met de moeder zijner kinderen’ in 1875 nog dikwijls geadverteerd, thans geheel of nagenoeg geheel verdwenen enz. Gaan wij nog wat verder terug, dan komen wij langzamerhand in een geheel andere wereld. Het verschil tusschen het koloniale Nederlandsch van nu en dat van een honderd jaar geleden, komt misschien nergens sterker uit dan in de voor den gemeenen man bestemde lectuur. Tegelijkertijd is dat verschil kenschetsend voor de maatschappij van toen, temeer daar andere geschreven gedenkteekenen uit dien tijd hier haast niet voorhanden zijn. Wel had men toen nog geen kranten in den thans gangbaren vorm, wel zijn de eerste voorloopers van de huidige nieuwsbladen zoo goed als spoorloos verdwenen, maar we hebben dan toch nog altijd de Bataviasche Koloniale Courant, voor het eerst verschenen in 1810 op den 5en van Louwmaand, het papieren monument van Daendels' energie, ingeleid met een ambtelijke lof- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tuiting, waarbij het geduld van de spreekwoordelijk geduldige stof zeker op eene zware proef werd gesteld. Onder de dateering, Batavia den 1sten van Louwmaand, heet het al dadelijk: ‘Heden wordt het twee jaaren, dat Zijne Excellentie, de Maarschalk en Gouverneur Generaal Daendels in deze kolonie kwam. Nimmer werd een Gouvernement aanvaard in ongunstiger en moeielijker omstandigheden. De zwaarigheden zelve vuurden den ijver van Z.E. te sterker aan. Waar kreeg immer eene kolonie binnen zoo korten tijd, in weerwil van opgehoopte hinderpaalen, zulke verandering van gedaante? Onderneeming en uitvoering gingen met gelijken spoed voort. Het gene te vooren nooit beproefd of gedacht was, zag men daarstellen, het schier onmogelijk gehoudene gelukken. De nuttigste inrigtingen komen nog, bij aanhoudendheid te voorschijn. Tot een versch bewijs strekke dit beginnend weekblad, en het stuk, welk hier de eerste plaats ontvangt.’ Met zijn, gezwollen rhetoriek en typische algemeenheden, zou dit brokje proza niet misplaatst zijn in een of ander blad van heden, maar het bewuste stuk zou thans met Algemeen Nederlandsch gebaar geweerd worden zelfs uit de anders niet van vreemde smetten vrije kolommen van ons officieel orgaan: ons bevestigd volksbestaan heeft zulke hulp van buiten nu niet meer van noode. Volgens de algemeene bepalingen in Daendels' Generaal Reglement zal er een generaal postwezen worden aangelegd en relaisen gesteld (sic) tot transporteering der brieven waarbij in ieder district de surveillance gedemandeerd zal worden aan een | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
apart persoon, terwijl tevens in ieder district een generaal postkantoor zal worden geëtablisseerd onder de directie van de aangestelde prefecten. Op iedere prefecture, die zich in de postroute bevindt, zal de scriba of een ander intelligent persoon tot postcommies benoemd worden, enz. Verder worden er tabellen geannexeerd aan een reglement en allerlei zaken gereguleerd of aan elkaar geaccrocheerd; vertrekken zal men op de minst kostbare wijze extrueeren, maar waar reeds geschikte lokalen ‘aan handen’ zijn, moet daartoe bij preferentie van dezelve emplooi worden gemaakt. De boeken en papieren daartoe specteerende zullen ter examinatie en confrontatie aan de Generale Rekenkamer afgegeven worden. Onregelmatigheden worden gepunieerd, als naar exigentie van zaken zal worden bevonden te behooren. In een publicatie omtrent het debiteeren van Arak, van den 5den van Louwmaand worden de respectieve Officieren van Justitie, en speciaal de Havenmeester en Sabandhaar en Licentmeester alhier gelast, op de executie dezes naauwkeurig te letten en tegen de contraventeurs te procederen tot de gestatueerde boete zonder eenige connivent of gratie. Dit schijnt echter nog niet mooi genoeg geweest te zijn, want in een publicatie van den 14en van Sprokkelmaand worden alle Bedienaars der Justitie ‘ontboden en bevolen... den inhoud dezes te achtervolgen en te doen achtervolgen, procederende en doende procederen tegen de contraventeurs zonder eenige gratie, dissimulatie, conniventie of verdrag.’ Van de landeigenaren wordt gezegd, dat hun incumbeert de gehoudenisse om de publieke wegen te onderhouden, behalve dat | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zij aan stads-kassa nog moesten bloeden tot soutien van ‘voornoemde’ uitgaven. Bij de rechterlijke macht was het, zoo mogelijk, nog erger. In een advertentie voorkomende in No. 11 lezen wij - begrijpe wie 't begrijpen kan -: ‘Zoo is 't dat ik Eerste Deurwaarder van welm: Hoogen Rade, uit krachte van voorz: mandament, voor de tweede maal ben dagvarende den voorm: Anachoda Gouw Soenko, omme op Woensdag, den 21 dezer, des morgens ten acht uren op het Stadhuis alhier in persoon te compareren voor de Heeren Raden Wilhelmus Martinus Keuchenius en Gijsbertus Henricus de Witt, als Commissarissen der audientie van de rolle verzocht en genomineerd, ten einde het eerste default te purgeeren, voorts te aanhooren zoodanigen eisch en conclusie, voorbehoudens alle provisionele verzoeken, welke de advocaat Fiscaal R.O. ten dage dienende zal komen doen en nemen, daar tegen te antwoorden en verder te procederen, als naar rechten; voorts bij edicte allen en een iegelijk, die vermeenen mogten eenig regt, actie of pretentie op voorz. wankang en lading te hebben, mede ten voorsz: einde en dage, ure en plaatse voorm: te compareren, hunne pretentien te proponeren, regtens genoegdoende te verifieren en justisieeren, en voorts te procederen naar stijl en praktijk, sub pene, dat dien genen, welke daar aan zal blijven in gebreke, zal worden geimponeerd een eeuwig silentium. Aldus gepubliceerd en geassigeerd, Batavia den 1sten van Lentemaand 1810. Door mij C. Roos, Expl.’ Voor de meesten zeker onbegrijpelijk is ook de La- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tijnsche dieventaal der notarissen, waarvan een mooi staaltje te vinden is in de conditien, waarop des gouvernements Sabandharij en Domeinen in het Landdrostamt van Cheribon over het jaar 1811 publiek zullen worden verpagt (No. 51 jaargang 1810). Artikel 7 houdt in, dat de pachter na het mijnen van de pagt terstond twee sufficiente borgen zal moeten stellen, die zich bij secretarieele akte, elk in solidum en onder renuntiatie der beneficien ordinis divisionis et excussionis moeten verbinden tot de prompte voldoening der pachtpenningen. Gelukkige borgen, want zij konden zeker later zeggen: vergeeft het ons, heeren, wij, wisten niet wat wij deden! Hier en daar weet de opsteller dezer conditien dit evenmin: Artikel 11 althans verbiedt de pagters of hun borgen verzoek te doen om eenige surcheance van betaling, op wat fundament dit ook zoude mogen wezen. Het leger, op Fransche leest geschoeid, kon natuurlijk niet buiten de noodige Fransche woorden, zooals we duidelijk zien in een Extract uit het Register der Besluiten van Z.E. den Maarschalk en Gouverneur-Generaal, gedateerd, den 25en van Herfstmaand 1810: ‘Is besloten, uithoofde van de tegenwoordige voorbeeldelooze duurte van gouddraad en passementen, het uniform voor de Officieren der Genie provisioneel te bepalen, op de volgende wijze als: Een' donker blaauwen rok à la Hussarde, van model en knoopen even als die van de Adjoints bij den Generalen Staf, doch met goud kloskoord, in plaats van passepoils bezet, eene effen blaauwe pantalon en witte vest, de laarzen met goudkoord en kwastjes over- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eenkomstig ieders rang, voorts de gewone hoeden, doch zonder panache, met vrijheid voor ged: Officieren, hunne tegenwoordige uniformen te mogen afdragen.’ Nadat het Fransche juk was afgeschud werd en in patria en hier te lande langzamerhand een groot gedeelte van die uitlanders over de grenzen gewezen, ja, wat merkwaardig genoeg is, het Algemeen Nederlandsch Verbond vond reeds in 1810 hier in Indië een purist, zoo ‘hoog’ als het er nu geen enkelen in zijn gelederen telt, niemand minder namelijk dan Lodewijk Bonaparte! Het is of de lamme koning zijn tijd een eeuw vooruit is. Men luistere slechts: ‘Zijne Majesteit met reden daarop gesteld, dat overal Hollandsche woorden en benamingen gebruikt worden, waar men vreemde gevoegelijk missen kan, heeft de benaming van Landdrost enz. verkieslijker geoordeeld voor die van Prefect enz. weshalve dan ook de Hooge Regeering dezer landen, ter gereede voldoening aan het blijkend welgevallen van Z.M., op voordragt van Z.E., den Maarschalk en Gouverneur Generaal, besloten heeft, de benamingen van Prefecten, Onderprefecten, Prefecturen en Onderprefecturen afteschaffen, en dezelve te doen vervangen door die van Landdrosten, Drosten, Landdrost-ambten, en Drost-ambten.’ Maar bij die enkele namen bleef hetGa naar voetnoot1), want in | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het volgende nummer der Koloniale-Courant spreekt Daendels zelf over eene gearresteerde nieuwe organisatie voor Zijne Majesteits possessien in de Groote Oost, waarvan hij gehoopt had dat bereids door de eerste resultaten daarvan Hunne HoogEdelheden de satisfactie geschonken zou zijn het nut van de nieuwe organisatie bevestigd te zien, enz. Zoo gaat het in ieder nummer uit den treuren door en men kan het gezegde: daar is geen woordje Fransch bij, hier wel omkeeren. Karakteristiek is dit echter voor Indië niet, op enkele gevallen na. Niet met het Hollandsche wóórd, maar met het Indische begrip zijn verdwenen: Sequester = beslaglegger, waar het Hollandsch nog heeft sequester = beslag; marginalist, een soort van ondersecretaris; de bombardier-majoors; de ministers aan de hoven der Sultans in de Vorstenlanden; de oud-hospitaliers, zeker geen vroegere hospitaalridders, zooals van Dale | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hospitalier omschrijft; de pennisten, die onder de onderkoopmannen stonden en dus niet met klerken, noch ‘schrijvers’ geliefden gelijkgesteld te worden (zie pennist bij van Dale). Waar zijn verder de scriba's van Japan en andere plaatsen; de informatoren, militaire leeraren in ‘het’ Artillerie-School te Semarang; de dispensieren van de Compagnie, de scholarchen van het college van curatoren en Scholarchen? Tot de Hollandsch woorden overgaande, die ons nu vreemd of zelfs geheel onbekend zijn, krijgen wij, musique en tête, de harpenist. In eigenaardig gezelschap treffen wij dezen aan in een advertentie van No. 32: ‘Op Dinsdag den 14den van Oogstmaand 1810, zal door Vendumeesteren verkooping gehouden worden voor 't huis van Pieter Bolstier op de voorrij, van huismeubelen, goud- en zilverwerken, juweelen, slaven en slavinnen, wagens en paarden, benevens een complete harpenist en kondé-maakster. De harp was echter niet des bannelings sole remaining joy, want in No. 44 van hetzelfde jaar wordt als te koop ‘bekend gesteld’ (om eens een nog springlevend Indiïsme te gebruiken): een slavenjongen, genaamd Orpheus, bekwame Claironblazer, Waldhornist en Trompetter. Weten wij van een modernen Orphée... aux Enfers, deze zijn bruine naamgenoot was te bevragen bij... den Cipier van's Lands boeijen! In zijn soort wordt hij misschien nog overtroffen door een collega in 1816 geädverteerd als ‘fiolist’ en .... kleedermaker: wat hier dan niet door het oog van de schaar kon, bleef zeker aan den strijkstok hangen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Behalve het oor moest echter ook het verhemelte gestreeld worden, en daarvoor dienden de ‘complete koks en gebakmakers’, die ook al uit de hand te krijgen waren en zeker een heel wat lekkerder leventje gehad zullen hebben dan de ‘voorloopers’ der postwagens, enz. Met de sambalmaaksters, serojongens,Ga naar voetnoot1) dispensen huismeiden, de kappers en scheerders, de fijne en grove naaisters, Chineesche en andere kokkins, de wasscherinnen en strijksters, de lampopstekers, lijfjongetjes en lijfmeisjes, de juweliers met en zonder wijf, de kousenbreiders, enz. plus de tuin- en staljongens, koetsiers enz. die wij nog hebben, hadden onze vaderen van een honderd jaar geleden een klein leger van bedienden te onderhouden. Volgens sententie in dato den 3en van Wintermaand 1810 ‘geslagen’, werden den 10en daaraanvolgend blijkbaar als eigendom van één enkel echtpaar publiek verkocht:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Die zich hunner klassieke associaties zeker niet bewust zijnde Jasons en Cesars, Pierrots en Scaramouches zullen wel evenmin vermoed hebben, dat zij spoedig concurrenten zouden krijgen uit ..... Amerika. Gelukkig voor hen, dat zij, hoe bedreven ook in het schrijven van ‘Engelsche brieven’ de advertentie van 1816, hier volgende, niet konden lezen: Wants a Situation. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Even vreemd als de namen dezer dienende geesten klinkt het ons in de ooren als wij hen gerangschikt vinden onder de Mahometanen of onchristenen, zooals in een besluit van Daendels van 7 September 1810, waarin degenen, die een hooger agio dan vastgesteld was, gaven of ontvingen, bedreigd werden met geeseling en brandmerken ‘en daarenboven, zoo het Europezen of Christenen zijn, (zij) voor altijd uit deze Kolonie zullen worden gebannen, doch Inlanders, Chineezen of andere Onchristenen wezende (zij) voor tien jaren in de ketting geklonken en publiek aan de gemeene werken ten arbeid zullen worden gesteld.’ Een eigenaardige opvatting van wat in dien tijd dit ‘Christelijk’ beteekende, straalt door in de verbinding (Curator van) insolvent overledene burgers en andere onchristen personen. Onder de Christenen, die onchristen wezens moesten opsporen, had men toen ‘strikruiters.’ Een tweede luitenant der strikruiters wordt althans vermeld in een verslag van het ‘onlangs’ voorgevallene tusschen het Hollandsche Gouvernement en de Hoven van Java. Wat die menschen waren is ons nu evenmin duidedelijk als wat er bedoeld wordt met de zoogenaamde ‘boschgangers,’ waarvan men verschillende klassen had. Zoo wordt in het bijvoegsel van No. 6, jaargang 1811, melding gemaakt van een zekeren Descart, aangesteld tot Boschganger van de 1e klasse, terwijl hij was onderwijzer in .... het kolenbranden, en dus voorlooper van de tegenwoordige leeraren ....... in het smeden, enz. aan de Koningin Wilhelmina School. Evenmin spreken wij nu nog - althans in West-Java - | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van ‘suikermolenaars’: met de verandering in de suikerfabricatie zijn zij zoo goed als verdwenen. De veranderde tijdsomstandigheden hebben mede veroorzaakt, dat we nu niet meer in de advertentie lezen van ‘speelhuizen’ en ‘kolfbanen’, te niet gegaan met de ‘tuinen’ of buitenverblijven der welgestelden; van ‘Chinasche’ hammen, en spermaceti kaarsen, van ‘klakken’ en kustchitzen, van ‘slavenvertrekken’ - thans bediendenkamers - en ‘dobbelkitten,’ enz. Weinigen zullen verder weten, dat er bijvoorbeeld een ‘directeur der wegen en bruggen was’ en een pagter van de wagenpagt en het ‘oorgeld’ der paarden, die op bepaalde dagen ten kantore van den Secretaris der Heeren Schepenen vaceerde, ten einde aldaar te noteeren het getal paarden, dat een ieder zou goedvinden dat jaar aan te houden; landdrosten, die toe moesten zien op het gieten en aanmaken van pitjes, ‘zoodanig dat de waarde van vier ducatons zal moeten gelijkstaan met 25 ½ à 26 katjes (katties) pitjes’ En wie kan zich een voorstelling maken van de werkzaamheden van een ‘traktementsoverdrager’ of van een ‘confrontist’ op 's Lands Koloniale rekenkamer? Wat het taalgebruik zelf betreft, vinden we natuurlijk ook merkwaardige verschillen, zooals het nog door Staring gebezigde ‘in oogenschijn nemen,’ waar wij nu zeggen ‘oogenschouw’; de ‘verplaatsing’ van een ambtenaar, in plaats van de ‘overplaatsing’, waarbij een ander ‘in deszelfs stede’ wordt benoemd; besluiten genomen ‘in Rade van Indië’, ten bate van de ‘Indiasche’ zaken en ‘Hollandsch Indië’. Verder werden de koopmansgoederen zooals ‘roomkleurde’ | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
porseleinen serviezen bewaard in ‘negotiekasten’, de ‘rinsewijn’, de margo en andere Europeesche dranken zooals ‘eel’-bier en ‘claret’-wijn uitgezonden in ‘kasjes’ van zooveel ‘bottels’; werden ‘baarsche’ paarden aangevoerd ‘van den overwal’ om later voor het koetshuis opgesmukt te worden met ‘plated’ of pleettuigen. Minder deftig dan thans was men in den schouwburg: van parterre sprak men ten minste niet. Wie niet in de loge kon gaan, moest den ‘bak’ in, zooals blijkt uit de volgende advertentie, die ook licht werpt op andere toestanden destijds: Onder de bescherming van den heer Luitenant Grouverneur en den Kommandant der Troepen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Toneel zal geopend worden ten 6 uuren, en de representatie ten 7 uuren precies. Vreemd kijken wij ook op van een curator ad lites, die ‘van meening is’ openlijk een boedel te verkoopen, en naast ‘het’ Artillerieschool staat overal in een officieel stuk ‘het’ (post) rid. Soms denkt men eer Duitsch dan Hollandsch voor zich te hebben. In No. 24, jaargang 1810, wordt bekend gemaakt dat een Compagnieschap met wederzijdsch genoegen op den 31den December des ‘vergangen’ jaars ontbonden is en in No. 4 ‘verspreekt’ een zekere Dakanawitz een ieder de prompste bediening. In de familieberichten is het strijk en zet dat de huisvrouw voorspoedig ‘verlost’ van een welgeschapen kind, maar in de aankondigingen van overlijden heerscht een ware wedijver in hypersentimenteele, aan 't komische grenzende de-mortuis-nil-nisi-bene-rhetoriek, waarbij wij terugdenken aan de dagen van Helmers en Bilderdijk. Merkwaardig bijv. is de volgende ontboezeming in No. 2 van jaargang 1811. ‘Na gedurig geopende en weder vervlogene vooruitzigten tot herstelling, wierd heden ochtend ten half vier uren van mij weg genomen mijne waarde Huisvrouw Geertruida Cornelia Stokkie, in den ouderdom van ruim een en twintig jaren, ver- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
liezende ik in haar eene teederhartige en getrouwe echtgenoote, en mijne kinderen eene niet min brave en deugdzame moeder. De tijd vermag de bloedende wonde te verzachten, die mij hier door is toegebracht, doch zij zal nooit geheel kunnen opdroogen de tranen, welk dit zwaar verlies mij reeds heeft ontperst, ofschoon ik daar in vertroosting vinde, dat mijne echtgenoote, als eene ootmoedig en geloovig Christen, de eeuwigheid is ingetreden, waarin zij op de verpligtendste wijze is ondersteund geworden door den Heer Professor Ross, dien ik daar voor bij deze openlijk mijnen dank betuige’. Onovertroffen echter is die van 1816. ‘Op het onverwachts werd ik in de diepste rouw gedompeld, door het treurig afsterven van mijne tedergeliefde Echtgenoote Elizabeth Johanna de Groot, die na eene genoegelijk Echtverbintenis van ruim 2 jaren, in den jeugdigen leeftijd van slechts 20 jaren, van mijne zijde werd weggenomen. Onze doode voortrekkers kan nagegeven worden, dat ze op sommige punten betere vaderlanders waren dan de nakomers. Met den dag neemt, zooals reeds gezegd werd, het aantal Maleische en Javaansche woorden, die wij in onze spreektaal opnemen, toe. Zoo is bijv. het goed Hollandsche voorraadkamer verdrongen | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
door goedang, negotie-huis door toko, bovenlander door oedikker of goenoenger, kooibehangsel door klamboe, landroover door ketjoe, soja door ketjap, avondbazaar door passer malam, bekken door breng-breng en Hollandsch water door ajer blanda. Daarentegen hebben wij madat-kit vervangen door opiumkit. Overigens geen gebrek ook aan inlandsche en andere vreemde woorden, die ons nog goed bekend zijn, als pondok, loembong, passanggrahan, padie, pikol, langganan, dessa, pedak, kranjang, pedatie, enz. enz. Zelfs vindt men in een advertentie kajoe apie ter verduidelijking van: brandhout. Een buitengewone taal-rijkdom wordt aan den dag gelegd op het stuk van vaartuigen. Naast biermaats en jonken, vindt men de prauwen in soorten als prauw papang, prauw kollek en prauw djoekoeng, wankangs en chiampangs, maar ook tjunia's, paduakans en salasala's, pajajaps en sijajaps! Nog talrijker zijn de ons nu vreemde namen van lijnwaden en weefsels, want behalve aan kasimier, piqué, dimiet, geschoren fluweel, krep, batist, zijde, satijn, blauw laken voor koetsiersmantels en zoowel uit Europa als uit Engelsch Indië of van de kust komende chitzen, blijkt het, dat men in dit warme land nog behoefte had aan hanekatjes, chelassen, moerissen, doeriassen, gerassen, caffas, isèries, malmals, armozijnen, zijden en katoenen patholen, gingam, kambaijen, palemposen, moeseroes, gambers, baftas, patjerees, saraas, guineesen, salempoeriès en tjeles, terwijl we in het stuk goud gebloemd antelas, van gouvernementswege vereerd aan den Mandadoor (mandoer) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kamsa tot een blijk van contentement wegens zijn behulpzaamheid bij het ombrengen van den roover Kamsa (No. 38, jaargang 1810), het Europeesche atlas terugvinden.Ga naar voetnoot1) Verdwenen is thans ook de caijer (No. 24, jaargang 1810) = draden van den klapperbast, waarvan men touwen en trossen maakte. In de oude reisbeschrijvingen treft men dit woord herhaaldelijk aan. Het heeft dan ook een lange geschiedenis. Volgens Hobson-Jobson komt het van het Tamiel kayerie, Malaijal-kayar = touw van het werkwoord kayarie = gedraaid worden. Zoowel de vezels als het daarvan gemaakte touw werden reeds in het midden der 16de eeuw naar Europa uitgevoerd. In het Engelsch vindt men reeds coire in 1697 en coir in 1779. De Portugeezen namen het in hun taal op als cairo zooals Rumphius I vermeldt in 1690: Externus nucis cortex putamen ambiens, quum exsiccatus et stupae similis... dicitur .... Malabarice cairo, quod nomen ubique usurpatur ubi lingua Portugallica est in usu. De laatste bewijsplaats van Hobson-Jobson is van 1773. Hieruit blijkt dus weer, hoe jammer het is, dat in deze prachtige compilatie zoo weinig gebruik gemaakt werd van Hollandsche bronnen. Makkelijk herkennen we in jolie het Javaansche djoelie, in krits het Mal: kris, in klappus | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de verlatijnsching van kalappa, in boejanger het Maleische boedjang, in jatti het bekende djatti, in adap atap en in het boven vermelde mandador het reeds in Nederlandsche woordenboeken opgenomen mandoer. Maar om mij tot de personen te bepalen, de lexica moeten ons thans leeren wat de djajang sekars waren en sabandhaarsGa naar voetnoot1), wat ingebei en tempangans (grenswachter) en anachodas, laskaars en battoors en juragans of djoeragans, terwijl de sipayers den Batavianen enkel bekend zijn door den weg naast de Concordia en mata-mata in den laatsten tijd pas weer opgedoken is als het pseudoniem van een occasional in het Bataviaasch Nieuwsblad. Het Portugeesch element zien we even aan het licht komen in de straatnamen de groote en kleine Roea Malacca. Zoo spiegelt zich de wisseling der tijden af in de geel geworden en muf riekende bladen van een deftige staatscourant. Waren de in 1745 geoctroyeerde Bataviaasche Nouvelles van den onderkoopman en adjunct-eerstgezworen klerk der Generale Secretarie Jordens niet, in Indië althans, spoorloos verdwenenGa naar voetnoot2), dan zouden wij daaruit zeker niet alleen menige wetenswaardige en haren tijd kenschetsende bijzonderheid, maar ook voor de taal heel veel karakteristieks kunnen opdelven, te meer daar deze Nouvelles grooter overeenkomst gehad schijnen te hebben met onze gewone kranten dan | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de latere koloniale Staatsbladen. Zooals de zaken nu staan, kunnen we alleen vermoeden, dat in hoofdzaak het Indisch Nederlandsch van de 18de eeuw hetzelfde was als dat van ‘het’ Patria, met kleine afwijkingen in het slang en een macht van vreemde woorden. De klassieke Indische schrijver uit dien tijd, François Valentijn, de eerste bewerker van de algemeene geschiedenis der Oost-Indische koloniën, kan ons helaas hier niet tot gids en voorlichter zijn, al noemt Busken HuetGa naar voetnoot1) zijn boek ‘een gedenkteeken van den bloeitijd der Compagnie’. Voor de koloniale taal was het dat niet. ‘Ofschoon een man van de liefhebberijstudie der 18de eeuw’, zegt Huet, ‘ademen zijn verhalen, wanneer hij de zeden en gewoonten beschrijft van plaatsen waar hij zelf geleefd heeft, den geest der Nederlandsche reisjournalen van een ouder tijdvak, der ouderwetsche Nederlandsche romans, der 17de eeuwsche kluchtspelen’. Naar de letter is hij evenmin de representant van zijn Indische periode, purist in hart en nieren als hij is, zoodat hij bijv. Rumphius' basterdwoorden stelselmatig in goed Nederlandsch overzet en ze zelf zooveel mogelijk vermijdt. Waar wij nog altijd vastzitten aan vreemde woorden als: gouverneur, admiraal, secretaris, secretarie, souvereiniteit, enz., gebruikt hij zonder schroom: landvoogd, zeevoogd, geheimschrijver, geheimkamer, oppermogendheid, en waar onze dagelijksche taal het haast niet meer stellen kan zonder baboe, pajoeng, goena-goena enz. vinden wij bij hem: meid, zonnescherm, liefdekruid, enz. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De lof van Huet, dat Valentijn een onbedorvener taal schrijft dan de meeste Nederlandsche auteurs van den tegenwoordigen tijd (1879), is niets overdreven, al ontsnapt ook dezen voorlooper of navolger, naar men het nemen wil, een enkele maal een avanceeren, continueeren, apparent, horribel, enz. Ofschoon onnoodig omslachtig, zijn Hollandsch is nationaalGa naar voetnoot1) en dat is het Indisch Hollandsch niet, noch na noch vóór zijn tijd. Als nationaal Nederlandsch schrijver, steekt hij hoog uit boven zijn landgenooten in de 17de zoowel als in de 18de en 19de eeuw. Daarom juist kunnen, wij hem hier niet gebruiken, want hij breekt de continuïteit van de uitheemsche bastaardij in de taal: de Bataviasche Koloniale Courant is de rechtstreeksche voortzetting bijv. van de Daghregisters van het Kasteel van Batavia, maar Valentijn staat geheel buiten die lijn. Toch merken wij duidelijk, dat ook hier de tijd duchtig aan het werk is geweest. In de Daghregisters vinden wij wel dezelfde overmaat van Fransche woorden en stadhuistermen - wel een beetje vreemd uit de pen van gouverneurs en ambtenaren die dikwijls oud-pikbroeken waren - als in de latere officieele publicaties van het begin der 19de eeuw, maar wat de speciaal Indische woorden betreft, is er een verschil. Op dat gebied heeft een geweldige ommekeer plaats gehad, tengevolge van de verplaatsing van den handel. Wat we toen naar Europa uitvoerden, kwam voor een groot gedeelte uit Britsch-Indië. - Zoo vinden we in het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Daghregister van 1673’ - de meeste vreemde woorden in deze registers bleven de 18de eeuw dóór in gebruik - onder den datum van 3 Februari ‘dat naar het lieve vaderlandt syn onder seyl gegaan: de fluiten 1. 't Wapen van der Veer, 2. de Alphen, 3. de Pynacker, 4. de Stermeer, 5. de Europa en 6. Papenburgh. Sulx dese ses schepen van hier vervoeren een gesorteerd cargasoen, samen bedragende ƒ1679154: 16: 15, dat na dese oorloghstijden gereguleert en bestaende is uyt de navolgende koopmanschappen en Indise waren:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook onder de te Batavia aangebrachte goederen vinden we er heel wat, waarvan de namen ons nu zooveel raadselen zijn. In hetzelfde jaar 1673 bijv. zijn in de maand Juni ‘van diverse quartieren te deser stede aangekomen 113 stucx, soo groot, als kleyne vaertuygen, t' samen gemant met 444 koppen.’ Die 113 vaartuigen hebben toen ‘in 't generael’ aangebracht:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 162]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Welke voorstelling kunnen wij ons verder maken van een geschenk, zooals het door Maetsuyker in 1673 aan den Sultan van Sangora vereerde, bestaande uit: ‘3 ellen scharlaken, 3 ellen swartlaken, 4 roode baftas brootchia, 4 cassa Bengalen, 4 picols tapetelpocans,’ hetwelk ‘als een bloemken sonder reuck is’, zooals de geijkte formule in dergelijke gevallen luidt? Een gelijksoortig bloemken, maar van goedkooper maaksel, is ook de hoogdravende betiteling van de gouverneurs-generaal van dien tijd in een briefje door eenige gevangenen van onze natie geschreven: ‘aan den Edelen, erendtfesten, hooghachtbaren, seer wijsen, voorsienigen, bescheydenen heere, d'heer Joan Maetsuyker’. Er was zeker wel een groote mate van ‘bescheidenheid’ noodig om uit al dien vreemden poespas van tapetelpocans, groote en kleine tapechindos en tapesarassen (Daghregister 1673, pag. 133), gobars sarasse (pag. 325) of sarassa gobaer (pag. 348), stametten en perpetuanen (pag. 195), commiters (pag. 212) en commocas (pag. 133), sumongus (pag. 189), laeckerassen (pag. 168) en kroonrassen (pag. 169), mallemollen (pag. 4) enz. wijs te worden. Daarbij kwamen dan nog soms nieuwe soorten, zooals blijkt uit een aanteekening van 4 July 1673: ‘by gebreck van tapechindos senden nu wat ryckelycker tapesarassa blomwerck, item eenige | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 163]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gordel chindos en tapes poede soety, synde nieuwe soort van doecken en waervan vooral gelt moet werden gemaeckt, als oock van 't Japans goutdraet tot marcktganghs prys, alsoo niet machtigh zijn UEde van hier met meer contanten te seconderen.’ Hiermee gaat natuurlijk samen een ons geheel vreemd geworden stelsel van munten, maten en gewichten, naast het uit Holland meegebrachte, waarbij men met ponden, lasten, leggers, roeden, amen, ellen, hoeden, enz. rekent, en het op Java gevondene met zijn picol, catty, enz. Zoo wordt gesproken van ropias en realen van achten (pag. 12), gouden coubangs (pag. 32), van 80000 ponys cauris in 100 zakken (pag. 309) en van kopstukken (pag. 341), terwijl de zijde van de chindos gemeten wordt met de asta (pag. 248), de amphioen verpakt in cannassers, het lederwerk, de matten en de romboutyns in corgies (pag. 20), de foelie in sockels (pag. 200) en het lood berekend wordt naar het cento (pag. 106). Evenals in de advertentiën van de Koloniale Courant worden hier bijv. de schaartjes, mesjes en ander Neurenburger goetje (pag. 214) uitgezonden in kassen, maar staan wij eenigszins te kijken van een ‘nest’ met 5 koperen bekkens (pag. 215), elders 1000 picols ‘nesten’ ijzeren pannen, of van lood dat in ‘zeugen’ aankomt (pag. 76). Het Portugeesch element, het spreekt van zelf, is rijker vertegenwoordigd in de Daghregisters dan in de latere aankondigingen, want behalve de nu nog eens verbasterde quitasollen treffen we op een en dezelfde bladzij (109) gedroogde pees pampes naast dito vis ca- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 164]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bos, wat weer (op pag. 203) pees cabos wordt naast pees pada. Dit pees leeft nog voort in het Maleisch-Portugeesch dialect van Toegoe, maar in onze omgangstaal is het even goed verdwenen als het door pajoeng verdrongen quitasol en het uit gorgoletta verbasterde gurgulet (pag. 305) dat plaats heeft moeten maken voor gendie. Wat het Hollandsch zelf betreft, moet van Dale ons om te beginnen op de hoogte helpen van gezouten ‘harders’ (= een soort karper), van ‘slangenhout,’ van ‘slonsen’ (= dievenlantaarn) en van ‘wijntint’ (= tintwijn), maar een vraagteeken moeten we zetten achter ‘lankwas’ (pag. 2), ‘boekspiegel’ (pag. 221), ‘kloosterwerk’ (pag. 220), ‘kneppelsuiker’ (pag. 268), aarden ‘poppegoed’ (pag. 335), terwijl we bij ‘offerlicht’ (pag. 205), ‘lampetschotel’ (pag. 215) en ‘inkstof’ (pag. 383) in elk geval naar de beteekenis moeten raden. Had men hier de verlegenheid van latere lezers vooruit kunnen zien, dan had men zeker niet, verzuimd een verklarend woord in den trant van ‘rompen’ (pag. 214) = nagelen er bij te voegen. Nog noodiger zou dit zijn bij een menigte vreemde woorden als bhasen (pag. 170), zittauw (pag. 189), jacquan (pag. 195), momie (pag. 22) en nepten (pag. 346), waarbij we niet eens kunnen gissen tot welke rubriek ze te brengen zijn. Men is hier kwistiger mee dan met het ‘gemeene’ Maleisch, waarvan we niet zoo heel veel voorbeelden onder de oogen krijgen en meest goede bekenden als pinang, klappus, pady, sagoe, dammer, kadjang, thee-pierings, laksa, loerie, djarak-olie, santrie, sousouhounangh, kapok, kesoemba, jaty (naast kijaten), kidang, parang, oebie, doerian (op pag. 303 ‘stinkerd’), goenie, toewak-azijn, sirih-tuin, man- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 165]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gustangussen (= mangistans) enz. Het thans verouderde gingam komt herhaaldelijk voor en van een digge digge (pag. 245) en sourouans (pag. 30) wordt zonder commentaar melding gemaakt, maar overigens is men op dit punt vrij behoudend, zooals bijv. blijkt uit ‘rijsmandekens’, ‘medecijn’, ‘zoethout’, ‘struikroover’, ‘kleeden’, waar wij allicht van krandjang, obat, kajoemanis, ketjoe en kain zouden spreken. Men schijnt vroeger een zekere voorliefde voor het onzijdig geslacht gehad te hebben. Waar we reeds kennis maakten met ‘het’ rid en ‘het’ artillerie-school, krijgen we nu hier ‘het’ goede mouson (pag. 185) en ‘het’ Wester-mouson (pag. 193) en zoo de geheele 17de eeuw door. Regel is in de 17e eeuw ook ‘het’ Patria. - In het Daghregister van 1672 bijv. vindt men op pag. 237 vermeld: een packjen, daer in een stoffjen, tot monster uit het Patria ‘becomen.’ Verder is geregeld in gebruik: ‘amok spelen’ en wordt er gesproken van ‘amphioen-zuygers’. De Justitie van die dagen was lang niet malsch, zooals o.a. blijkt uit het geapprobeerde crimineele proces ‘tegen Hans Cramer van Ballum, constapel, en Jacob Pietersen, jongen, omme over gepleegde stomme sonde beyde in zee versmoort te worden.’ (D.R. 1673 pag. 121). Waarom Wangsa, Javaen, ‘met een ey om den hals gegeeselt en voor altijt aen de Caep gebannen’ worden moest (id. p. 306), weten wij echter evenmin uit het register als waarin het eigenaardige van deze straf bestond.Ga naar voetnoot1) Streng ook was men zelfs ten aanzien van het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 166]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
thans onder de hoede der regeering in zwang zijnde topho spel, ‘aengesien het tuych speelen off toppen der Chineesen .... geoordeeld wort de gemeene saeck seer naedeeligh te weesen, behalven datter oock eenige onbehoorlyckheit in schijnt te steeken’ (D.R. 1672, pag. 1). De ‘topbanen’ werden verboden en degene die op het spel betrapt werd, beboet met tien rijksdaalders, een lijfeigene echter achter het stadhuis aan een paal gebonden en ‘strengelijk’ met roeden gegeeseld. De heeren, die wij nu wel eens schertsenderwijze ‘dwangberen’ noemen, werden met de ketting gebannen en braken er ook wel eens uit, want ‘over’ dieverije gegeeselden, gebrandmerkt te worden en 5 jaren ‘aan de gemeene werken’ te moeten arbeiden, was niet alles. Toen onze betrekkingen met Britsch-Indië en met de Portugeezen gaandeweg verminderden, is het aantal Indische, in den handel in zwang zijnde woorden ook mede verminderd, hoewel sommige zich nog vrij lang gehandhaafd hebben, zooals te zien is in de Koloniale couranten - corgie bijv. zelfs tot in 1882! In den eenen jaargang van het dagregister zijn ze talrijker dan in den anderen, al naar den aard van de aanrakingspunten, die ter sprake komen. In het Dagregister van 1631-1634 bijv. is het Portugeesch element veel rijker vertegenwoordigd dan in de latere en krijgen wij behalve quitasol en het meer Europeesche fidalgo en travade (= travaat bij van Dale) en het aan 't Arabisch ontleende caffila (= karavaan, ofschoon men carawan sera (pag. 260) wel gebruikt), zonder eenigen commentaar woorden als armada de rema, hoofsche complementos, padre, waarvan we | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 167]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
een restantje hebben in den Padrie-oorlog; pion (= Eng. Indisch peon) en caffar, door de Portugeezen in zwang gebracht voor ‘Pagan negroes’ (H.J.). Bij een enkel woord vinden wij meteen de verklaring, zooals op pag. 346, waar van een schip gezegd wordt ‘dat het boven haer ordinarie scheepsvolck gemant is met 80 gastadores off berchluyden,Ga naar voetnoot1) 200 Spaansche ende 170 Pampangsche soldaten’, en op pag. 117, waar falcoen's (zie bij van Dale: falkonet) omschreven zijn als ‘bassen’. Wat verder gastos (pag. 211) zijn, moeten wij opmaken uit het verband in dezen zin: ‘Omme evenwel syne reyse goet te maecken ende de swaere oncosten van syne gedaene vertimmeringe, maendgelden ende andere gastos over te winnen, was de capiteyn van gemelde fluit geresolveert ende te raede geworden, een voyagie nae Japon te doen’. Eveneens is het gesteld met fardeel (pag. 167): ‘In plaetse van 700 packen lynwaeten ..... waeren niet meer als 150 fardeelenGa naar voetnoot2) besorght’. Minder duidelijk is de vingerwijzing omtrent de beteekenis van het vreemde woord in de mededeeling, dat zekere ‘vexatien door de viscadores van Palliacatte met 800 pagoden zijn affgecocht’ (pag. 121). Geheel overbodig schijnt voor den tijd waarin we hier zijn eenige verklaring bij handelstermen als cappelle (pag. 113), onder den pancado verkoopen (passim), | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 168]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
welke instelling op pag. 249 een ‘schadelycke costume’ genoemd wordt; de primiero bietcho, gezegd van zijde in tegenstelling met de ‘ordinarese’ soort. Onder de namen van schepen als: prauw, wankan, jonk, correcorre, chiampan, fregat, galioot, galioen en galei, sloep en chaloup, vlieger, steenhaalder, bakbeest, jacht, die ons min of meer bekend zijn, en de moeielijker thuis te brengen exemplaren als prinse ‘synde een fluyte van 150 lasten’ (pag. 15), tingan, misschien de tinang, uit Bogaerts Reizen welbekend, sgelis (pag. 14), prijs (pag. 46), orangbay (= orimbaai), bantyn (107), thony (pag. 120) en balouw (pags. 156 en 244), vinden we het door Veth's Oost en West in eere herstelde fust, een soort van galei, zooals Schouten heeft in zijn Reistogt, afkomstig van fusta; de navet, in het Portugeesch navetta en de patacho (pag. 195) of het douaneschip (bij van Dale: patas). Over het algemeen wordt den nieuwsgierigen lezer het naspeuren niet makkelijk gemaakt, want onze vaderen namen het met de spelling zoo nauw niet; wat er stond, stond er. Waar men reeds met de Maleische leenwoorden zóó omsprong dat men bijv. in officieele stukken jang di pertoean eenvoudig... Jan de Pertuaan en van Dipo ningrat even eenvoudig de penningraad maakte of hier zirij, picangh (waarvoor soms bonannesen!) pitchiaring (van bitjara), Mardycker voor mahardika, daetche of daetsche (voor datjin), passer (voor passar), clappus (voor kalappa) en mangussen (mv. van manga), caijen (voor kain), siap (voor tjap), mosquyt (voor messigit), coningh (voor koening), povassa (voor poewasa), parringh of | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 169]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
parrangh (voor parang), thonij voor tjoenia en durioen (voor doerian) schrijft, afgezien nog van verdietschingen van andere outlanders als patasche (pag. 63) en patasjes (pag. 58) voor bovenvermeld patacho's, katjes voor catchas (H.J.), mallemollen voor mulmuls en soesjes voor soesies (H.J.) of orthographische aardigheden als s'jengely voor gingelly dan wel tamborinde voor tamarinde, daar begrijpt men de moeielijkheden van den navorscher, waar hij staat voor schijnbaar geheel Hollandsche woorden als kniesGa naar voetnoot1) in de opgave op pag. 256, waar gesproken wordt van: ‘een canasser met 46 stucx losse baftas, 222 knies, 166 plancken, ende andere kleynicheden.’ Die vrije schrijfwijze is in één geval misschien van eenige beteekenis voor de geschiedenis van het veel besproken woord goedang, op pag. 63 in het mv. gespeld godonnen terwijl op pag. 85 melding gemaakt wordt van 1000 zakken peper die in de ‘chynese gadongh’ verbrand zijn. Uit datzelfde, register zien wij ook dat sommige verhollandschingen al zeer oud zijn. Behalve toch passer en pitsiaeren, boven vermeld, treft men nog werkwoorden aan als: pangaaien, krissen en toepaggeren. In sommige gevallen is het echter moeielijk uit te maken of men bij onze oudere schrijvers over Indië met verhollandschingen dan wel met echt Nederland sche woorden te doen heeft. Als voorbeeld neem ik het nu nog in het brabbelmaleisch bekende pietjis. Een zeker hiermee verwant ‘pitjes’ is in de 17e en 18e eeuw om zoo te zeggen aan de orde van den dag. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Zoo vindt men opgeteekend onder den datum 25-26 Mei 1633, dat een zekeren commandeur een schenckagie ‘behandicht’ wordt van 8 zakken rijst, 2 beesten, 2 varkens, 2 kleedjes en 3000 ‘pitjens’. Is dit nu van het Portugeesche especie, zooals wel eens boudweg beweerd wordtGa naar voetnoot1) of een aanpassing aan nieuwe toestanden van het Hollandsche, oudere menschen nog bekende ‘pietje’, nog over in ‘pietjeswagen’? Meer etymologische zekerheid, in één opzicht althans, hebben we ten opzichte van het woord ‘kasjes’ of ‘casgens’ (p. 248). Hoe Hollandsch dit er ook uitziet, het is een verbastering van een door Huyghen van Linschoten vermeld caixa, als de naam van een ‘munte van Koper... van de grootte van een Hollandsche duit doch wel de helft dunder’ (zie Enc. v. N.I., p. 588b). Dit caixa vinden we in Hobson Jobson verengelscht terug als .... cash, waarbij we dus een in geen enkel opzicht te betwijfelen parallel geval hebben van de vermoedelijke vernederlandsching in ‘pitjes’. Even zeker zijn we, alweer door Hobson-Jobson, ten aanzien van het naast ‘pitjes’ gangbare en even Nederlandsch uitziende ‘tangen’, bij plakkaat van 9 November 1658 voor Batavia gangbaar verklaarde... kleine stukjes getrokken koperdraad ‘gelijck op de cust van Indië, Ceylon, Choromandel, inde Bengalen en Arracan zijn gaende, hebbende aan elck eynde een cleyn opgeslagen teken,... die wij voor oortjens van 4 stucks in een gemeene stuyver hebben uitgegeven’ (Cf. Enc. v. N.I., p. 569a). Wie zou zoo op het eerste | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gezicht vermoeden, dat we voor dit woord terecht kunnen bij het Mahr. tank, Turki tanga en het Skr. tanka = a stamped coin? Over het algemeen zijn de aanrakingspunten van het Compagnie's Nederlandsch tot in het eerste kwartaal der 19e eeuw met het Anglo-Indisch, zooals we dat kennen uit het bewonderenswaardige werk van Yule en Burnell, opvallend talrijk. Wat een Fundgrube de zoo rijk gedocumenteerde Hobson-Jobson voor het koloniaal Nederlandsch kan zijn, is reeds meer dan eens schitterend gebleken. Behalve reeds den lezer voorgezette inlichtingen door H.J. gegeven, brengt het boek ons bijv. onder piece goods op de hoogte van in dit hoofdstuk vermelde woorden als: baftas, chelassen, doeriassen, gerassen, gingams, guineesen, iseries, kambayen, katjes, malmals, moerissen, moeseroes, palemposen, tjeles (p. 131) of adathijs, bettilles, chiavonys, chianters, dongrys, mamoedys, percallen (p. 138). Een schat van wetenswaardigheden vindt men hieromtrent i.v. baftas, shalee, doreas, gurrahs, gingham, guinea stuffs, izarees, cambays, putton, ketchies, (catchas), mulmuls, moories, mushrues, palampores, adatis, beteelas, chavonis, chowtars, dungarees, mammoodies, en percaulas. Afzonderlijk vindt men verder beschreven de armosynen (zie van Dale i.v. armozijn), de patholen, de patjerees, de perpetuanen en de salempoeries, terwijl we bovendien niet te vergeefs naslaan de salaloos (uit het Daghregister 1631-34 pag. 142), de taffecilen (Ibid) - zie tapseils - en de tasserijff (Ibid) = tashrief, wel van ‘honouring’ overgegaan in de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
beteekenis van ‘dress of honour’, de alegias uit het register van 1673, nog gezwegen van nu bij ons in zwang zijnde benamingen als madapolam, sits, nansoek, calicot, cambric e.a. Het geheimzinnige ‘hanekatjes’ uit de advertenties der Koloniale courant kan men hier in hun ware gedaante terugvinden als..... aunneketchies (p. 706a). Wat zouden onze vaderen naar dit model wel hebben moeten maken van de cattaketchies van pag. 707? Even mooie ophelderingen vindt men voor de namen van gewichten, als (de nog gangbare) datjin(g), de kati, de pikol, de mas, thail, de bahar of baar of omtrent het Britsch-Indische in de dagregisters voorkomende man (zie maund); omtrent munten als pagoden, tomannen, larinen, roepijen en de als betaalmiddel dienst doende caurussen, behalve de reeds genoemde, of de in de Realia van Mr. van der Chijs voorkomende als abasjes (zei gosbeck), mamoedijs en maten als (h)asta, enz. Van de Maleische woorden die in Hobson-Jobson ter sprake komen noem ik slechts enkele als paddy, pagger, durian, kris, kapok, kakap (verbasterd tot cockup), dammar, cora-cora; van de Hollandsche: burger en peterselie, alsmede het leenwoord fiscaal; van de Fransche: boutique, eertijds ook in Indië gangbaar in den zin van winkel, zooals blijkt uit het Plakkaat van 18 December 1716, waarbij bepaald werd: op straten en bruggen mogen geen bouticquen gezet worden, maar blijven binnen de palen door Rooijmeesters te stellenGa naar voetnoot1); van de Portugeesche: casties, mesties, quitasol, goglet. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over dit onderwerp alleen zou een heele verhandeling te schrijven zijn, doch ik wil er enkel nog op wijzen dat we in het Nederlandsch uit den Compagnie's tijd en het Anglo-Indisch, behalve de etymologische aanrakingspunten, ook zelfs ideëele parallellen aantreffen, zooals bijv. het gebruik van het woord garden of garden house, evenals ons ‘thuyn’ in de 18de eeuw, te Madras en Calcutta in gebruik voor villa's in de voorstad. Zoo vindt men nog in een advertentie uit de Madras Mail van 1873: ‘To let, or for sale, Serle's gardens at Adyar’. Nog enger is de parallel bij het gebruik van Moor en ‘Moor’ voor Mahommedaan of wat onze godvreezende voorvaderen de ‘blinde heydenen’ beliefden te noemen, welk gebruik van de Portugeezen afkomstig is. Hoeveel Hobson-Jobson echter ook geeft, men behoeft slechts even in de Dagregisters te bladeren om al spoedig op schijnbaar onoplosbare moeielijkheden te stooten, waarbij men wel aan het gissen kan gaan, maar waarbij men tengevolge van de onmogelijke schrijfwijze voorloopig geen zekerheid krijgt. Iedereen die belang stelt in deze zaak zal zich dan ook van harte vereenigen met den in het volgende citaat uit het Indisch Letterpraatje uitgesproken wensch: ‘En bestaat er over al die oude indische woorden en spreekwijzen geen woordenboek, gelijk dat van Kiliaan?’ vroeg Vink. De aangesprokene schudde het hoofd. Toen zei hij: ‘Neen, in dien geest is in de indische letterkunde nog geen standaardwerk, ofschoon 't er reeds wel had mogen wezen’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het zou met vrucht te gebruiken wezen bij de studie van zooveel oude registers, journalen, reis- en plaatsbeschrijvingen, van zooveel termen welke destijds doorgingen voor hollandsch, officieel-hollandsch, al was 't ook dikwijls slecht hollandsch. Er werd toen heel wat gedrukt, hetgeen tegenwoordig als misdruk zou gelden. Men moet wel aannemen dat het somtijds de spuigaten uitliep, wanneer men leest van een gouverneur-generaal, die correctorsdienst moest doen, n.l. Adriaan Valckenier, die zich nog in het jaar 1737 beklaagde over de menigvuldige slordigheden, de ‘bespottelijke-onbesonnen eertitulen en stellingen’ welke dagelijks bij het drukken van allerlei bescheiden werden ontdekt, in die mate dat zelfs Zijn Edelheid er zich toe zetten moest om den tekst te verbeteren en van alle noodelooze bijvoegselen te zuiveren. Die klacht, in den Raad van Indië geuit, had ten gevolge dat er een corrector werd aangesteld, en daarvoor nam men een... lid van den raad van justitie.’ Om te beginnen is dus een uitvoerige aanvulling op Hobson-Jobson ook voor Hollandsche woorden, als bijv. ‘klapschool’ en het werkwoord ‘liplappen’, beide in de Realia van Mr. van der Chijs te vinden, of verhollandschte als ‘gegarbuleerde’ (noten)Ga naar voetnoot1) een onafwijsbaar desideratum. Zal onze eeuw deze nog | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zien? Waar officieele bescheiden als de dagregisters op kostbare wijze uitgegeven worden, mag daar een verklarend glossarium, dat aan die uitgave pas zijn volle waarde geeft, achterwege blijven? |
|