[LIII]
negentienhonderd twee en veertig: een wel heel somber oorlogsjaar. Pas in november kondigde zich in Noord-Afrika en bij Stalingrad de ommekeer aan, waar wij naar snakten. Het was in die sfeer van tegenspoed en ontmoediging, dat de Nederlandse beeldhouwer John Raedecker [1885-1956] deze Spinoza schiep, deze Jood Spinoza. In datzelfde jaar 1942 begon de wegvoering van honderdduizend Joden hiervandaan naar Polen. Natuurlijk wist Raedecker niet dat hun wegvoering slechts een onderdeel vormde van de zogenaamde Endlösung der Judenfrage. Deze eindoplossing van het Jodenvraagstuk leidde tot ontrechting, vernedering, uitplundering en afslachting, systematisch en weloverwogen, van zes millioen Joden door een natie, niet van kannibalen of koppensnellers, maar van dichters en denkers in het hartje van dit beschaafde Europa - en dat niet in oude tijden van wetteloosheid en barbaarsheid, maar in onze voortreffelijk georganiseerde, technisch en pedagogisch voor alle taken keurig opgeleide twintigste eeuw. Dat alles, nog eens, wist John Raedecker niet, maar hij schiep toen deze Jood Spinoza.
Wordt er thans gewerkt aan een Endlösung der Europafrage? In dit laatste bijschrift terugkerend naar de in het eerste verzaakte aardrijkskunde, zien wij ons werelddeel, het kwetsbaarste van de vijf, ingeklemd liggen tussen twee elkaar vijandige machten, elk van beiden uitgerust met onvoorstelbaar doeltreffende vernietigingsmiddelen. Kan ons in deze situatie ook Spinoza nog iets zeggen, de wijsgerige lenzenslijper [1632-1677], die
‘...met de voet de plank der slijpbank trad,
En deed van 't glas de vlakke zijde schuinen’?
Woorden van de dichter Albert Verwey [1865-1937], die kort voor zijn levenseinde zich nog eens uitsprak over wat hij ‘het lijden aan de tijd’ noemde, de ondergangsgedachten, de moedeloosheden en wanhoopsfantasieën om hem heen. Hij drong aan op vernieuwde bezinning op de defensieve en scheppende vermogens van de menselijke geest, op een geloof in de helende krachten, die de tijd verborgen houdt. Hij herinnerde aan ‘de ervaring, die in elk natuurlijk hart geschreven staat: het leven, hoe verdeeld het zich ook in talloze enkelingen te kennen geeft, is in zichzelf één enige leedloze werkelijkheid en werkdadigheid’. En dan roept hij aan het eind de door hem vereerde Spinoza op: ‘Door alle latere woelingen heen, terwijl de enen hem huldigden, de anderen hem smaadden, bleef zijn gestalte zichtbaar