[XX]
‘voilà la plus belle gosse de la france!’ [de mooiste meid van Frankrijk]. Aldus tot deze schrijver een Fransman, die, toevallig samen met hem voor het zuidportaal van de Straatsburger Dom staande, geen weerstand kon bieden aan de opwelling, de hem onbekende toerist te doen delen in zijn bewondering. Hij zei het van dit vrouwenbeeld en niet van een ander dichtbij staand, veel strakker, ingetogener - en zonder blinddoek. Synagoge en Kerk, het Oude en het Nieuwe Testament, bij méér kerkingangen naast elkaar geplaatst, maar misschien nergens sprekender in haar tegenstelling dan in Straatsburg, doordat dit contrast hier verbonden is met dat tussen de wijze en de dwaze maagden, ook deze hier prachtige beeldengroepen.
Men zou met enige fantasie mogelijk een aardig verhaal kunnen bedenken om het gegeven heen, dat in Straatsburg juist deze in ontrouwe verblinding dolende zuster zo bekoorlijk de werkplaats des meesters verlaten heeft. Des meesters, herhalen wij, want jammer genoeg verwerpen onze kunsthistorici de toeschrijving aan Sabine, de dochter van de bouwmeester Erwin von Steinbach [gestorven 1358], als vrouwelijke schepper van een paar van de meest uitgelezen vrouwengestalten van de hele Gotiek [hetgeen overigens, als vaker, geen belemmering geweest is, om haar met een standbeeld te eren].
Laat ons, misschien ten overvloede, erop wijzen, dat in dit korte bijschrift twee hoogst belangrijke problemen volkomen op de achtergrond blijven. Het eerste, kunsthistorisch van karakter, is dat van de Gotiek, een van de indrukwekkendste scheppingen van de Europese geest. Het tweede, theologisch [of zo men wil, religieus], dat van de hierboven aangeduide tegenstelling, voor de middeleeuwse mens van overweldigende betekenis, niet alleen voor zijn individuele leven, maar voor de hele mensheidsgeschiedenis, een tegenstelling, die ook thans nog voor velen aan actualiteit niets verloren heeft en die men het kortst kan samenvatten in de woorden: voor of tegen Christus.