| |
| |
| |
Abraham Sutzkever
De dichter Abraham Sutzkever, geboren te Wilna, heeft een verslag gegeven van de gebeurtenissen in het getto van zijn vaderstad tussen de jaren 1941-1944. Een van de belangrijkste figuren in zijn verhaal is de schoenmaker Itsik Vitenberg, wiens verhalen naar Sutzkevers woorden ‘nog door onze kindskinderen oververteld zullen worden’. Een merkwaardig element in zijn verslag is ook de broederschap tussen verschillende nationaliteiten en tussen Christenen en Joden. Na de bevrijding vestigde Sutzkever zich in Israël.
| |
De held van de getto-partizanen
Zalman Tiktin behoorde tot de literaire sectie van de Jeugd Club. Ik gaf les in literatuur aan een groep jonge mensen, van wie de meesten leerlingen van middelbare scholen waren. We waren hezig voorbereidingen te treffen voor een literair festival in het getto.
Zalman, die zestien jaar was en zijn ouders had verloren bij de eerste zuiveringsactie, was hevig geïnteresseerd in het festival. Op de dag van het festival bracht hij een boeket bloemen mee, toen hij terugkeerde van zijn werk in de Burbishok bunkers, waar hij tewerk was gesteld bij het inen uitladen van bommen. Hij moest de bloemen stiekem meenemen want het was een vergrijp dat gestraft werd met twintig slagen van de zweep.
Het waren geen gewone bloemen; ze hadden gebloeid op het graf van de gebroeders Gordon, die door een bom aan stukken gereten waren in het arsenaal waar ze werkten. Met de twee broers was het hele arsenaal vernietigd. Luitenant Wagner, het hoofd van het Burbishok arsenaal, dacht dat
| |
| |
het een ongeluk was. Maar Tiktin wist dat het anders was, want een van de broers had hem verteld dat hij besloten had een Duits arsenaal te vernietigen, zelfs ten koste van zijn eigen leven.
Zalman bewoog zich op de dag van het festival onder zijn jonge vrienden met een stralend gezicht. Niet alleen vanwege de bloemen. Behalve de bloemen had hij ook een dozijn prima granaten meegebracht.
Ik wist al lang dat Tiktin een van de onzen was - een partizaan. Hij was het jongste lid van de groep. Ik wist ook dat hij een waaghals was als het erop aan kwam wapens te smokkelen. Maar ik wist niet dat hij het plan had opgevat het gebouw van de Gestapo op te blazen. Dat vertelde hij me op een dag dat we op weg waren naar een literaire bijeenkomst.
Joden waren tewerkgesteld op dezelfde binnenplaats waar het hoofdkwartier van de Gestapo was gevestigd. Voor de vernietiging van het gebouw zou hij met hen afspraken maken.
‘Denk eens aan, Sutzkever,’ zei hij, ‘wat een klap dat zal geven!’
Ik adviseerde Zalman niets op eigen houtje te ondernemen, maar zijn plan aan de UPO-staf mee te delen. Hij bekende dat hij dat al gedaan had en dat het tijdelijk verworpen was. Men had hem gewaarschuwd niet onafhankelijk te ageren. Maar hij kon zichzelf niet beheersen; hij stond zelfs op het punt de organisatie te verlaten om zijn plan uit te kunnen voeren. Ik drong er nog eens bij hem op aan niet overhaast te werk te gaan. De uiterste voorzichtigheid zou moeten worden betracht om het dynamiet in handen te krijgen, want de levens van twintigduizend Joden stonden op het spel. De volgende dag ging Tiktin naar zijn werk, zoals gewoonlijk. In de namiddag bemerkte hij een goederenwagon die op een zijspoor was gezet. Dat betekende dat er waarschijnlijk ammunitie in zat. Tiktin verliet zijn ploeg en ging op weg naar de goederenwagon. Deze was verzegeld, maar hij scheurde de sluiting met zijn tanden open. Er zaten geen granaten in, alleen schokbuizen en machinegeweer-onder- | |
| |
delen. Maar die waren ook belangrijk. Hij stopte de binnenkant van zijn broek vol, glipte uit de wagon in de richting van het bos dat vlakbij was. Maar hij werd gezien. Ze openden het vuur op hem en hij werd gewond.
Zalman werd naar het wachtlokaal gebracht en alle andere Joodse werkers werden onder bewaking gezet op het plein er recht tegenover. Plotseling zagen ze dat de deur van het wachtlokaal werd opengerukt. Zalman rende eruit. Hij vloog naar het spoorwegemplacement maar werd neergeveld door zeven treffers.
Toen Kittel, de SS-commandant, zag dat hij nog in leven was, liet hij Zalman naar het gevangenishospitaal brengen. Kittel kwam elke dag, gaf Zalman chocola en andere versnaperingen en probeerde van hem de namen los te krijgen van degenen voor wie hij de wapen-onderdelen had gestolen. Zalman wilde de geschenken niet aanraken, noch antwoorden op Kittels vragen.
Een verpleegster die in het hospitaal werkte, vertelde ons later, dat toen Kittel hevig aandrong dat Zalman hem vertellen zou voor wie hij de schokbuizen en machine-geweer-onderdelen had weggenomen, de zestienjarige jongen had geantwoord: ‘Ik gapte ze voor jou. Omdat jij mijn ouders hebt vermoord.’
Aan de weg tussen Wilna en Wilaike stond een benediktijner klooster. Zeven nonnen van Krakau kwamen hier wonen. Hier vond Aba Kovner, staflid van de UPO, toevlucht. De moeder-overste gaf hem een kamer voor hemzelf en beschermde hem.
Die moeder-overste was een vrouw van ongeveer vijfendertig. In haar jeugd was ze socialiste geweest. Ze had aan de universiteit van Krakau gestudeerd en was in het klooster gegaan in verband met een tragische gebeurtenis in haar persoonlijk leven.
Toen het Rode Leger van Wilna terugtrok, verborg de moeder-overste een gewonde roodgardist in haar kamer en liet hem pas gaan toen hij weer helemaal opgeknapt was. Later gaf ze, behalve aan Kovner, ook onderdak aan diens
| |
| |
broeder en aan een meisje; beiden zijn in de strijd gevallen. Er werd in de omgeving regelmatig naar onderduikers gezocht en wanneer de situatie kritiek leek, kleedde de moeder-overste de mannen in nonnenkleren. Het was in de tijd dat hij daar verbleef, dat Kovner de eerste oproep tot verzet opstelde; nadat hij de proclamatie naar de geheime bijeenkomst had gebracht bleef hij in het getto.
Een paar dagen later bracht de moeder-overste hem vier granaten van een speciale constructie, en ze wees hem hoe ze moesten worden gebruikt. Dit waren de eerste granaten in het getto. Bij die gelegenheid zei de moeder-overste: ‘Ik wil meedoen met jullie in het getto, strijden en sneuvelen met jullie. Jullie oorlog is een heilige oorlog. Jullie zijn goede mannen en vrouwen. En ofschoon jullie de godsdienst afwijzen, hebben jullie een God, een machtige God, en nu staan jullie dichter bij hem, dan ik - moge Hij jullie helpen.’
Later, toen de moeder-overste ontdekte dat er in het getto een complete verzetsgroep was gevormd, naaide ze een gele ster op burgerkleren en probeerde de poort in te komen. De wachtposten merkten echter al gauw dat ze geen Jodin was, en ze had de grootste moeite om aan een arrestatie te ontkomen. Nog later bracht ze de verbinding tot stand tussen het getto en een Poolse illegale groep, die echter onwillig bleek om wapens te leveren. Waarna de moeder-overste het zelf op zich nam, het getto van wapens te voorzien.
Teneinde de verbindingen met de buitenwereld te handhaven plaatste de UPO een geheime zender in een huis aan de Karmelitzka 3. Elke avond werd er een nieuwsbulletin gedrukt en onder de leden verspreid. Het was in de winter van 1942, toen de Sowjets een groot offensief inzetten, en het nieuws gaf onze moed en hoop nieuw voedsel. We probeerden ook op dezelfde plaats een verbindingsstation in te richten om per radio inlichtingen over Duitse gruweldaden te verstrekken.
De man, die de verzetsbeweging in het getto organiseerde, er de bezielende kracht van was, en tevens de aanvoerder, was Itsik Vitenberg. Hij werd geboren in 1907 in Wilna, in
| |
| |
een arbeidersgezin. Nadat hij een Jiddisje lagere school had doorlopen ging hij het vak van schoenmaker leren. Nog op jonge leeftijd werd hij al actief in de vakbeweging. Met zijn kennis en rechtschapenheid won hij het vertrouwen van zijn medearbeiders. In 1936 werd hij tot voorzitter gekozen van de bond van leerbewerkers, en werd ook lid van het centraal comité der Wilnase vakverenigingen.
Vitenbergs overtuiging, die gesteund werd door de staf, was dat het doel van de partizanen in het getto moest zijn de verdediging van de gettobevolking binnen de muren van het getto. Het vertrek van de partizanen uit het getto zou neerkomen op het in de steek laten van een ongewapende bevolking en hen aan de dood overleveren. Toen de kwestie naar voren werd gebracht of we ons moesten verenigen met de verzetsgroepen in de bossen, zei Vitenberg: ‘Wanneer we constateren dat de vernietiging van het getto wordt overwogen, zullen we de mensen verzamelen en onder bescherming van onze wapens uitbreken, en hen naar de bossen leiden.’
Het was ook Vitenbergs plan, om, als we de stad verlieten, elk militair object in brand te steken.
Op 9 juli werden de ex-secretaris van het Wilnase partijbestuur en nog een bestuurslid gearresteerd. De volgende dag verscheen Kittel in het getto en eiste dat Vitenberg werd uitgeleverd. Kittel was blijkbaar op de hoogte gebracht dat Vitenberg de aanvoerder was van vijfhonderd gewapende Joden in het getto.
Ten bewijze dat hij Vitenberg alleen nodig had voor een ondervraging, arresteerde Kittel een man, Auerbach genaamd, die werd vrijgelaten nadat hij ondervraagd was. ‘Laat Vitenberg verschijnen’, zei hij. ‘Hij zal worden ondervraagd en dan vrijgelaten.’
We doorzagen evenwel Kittels truc, en vertelden hem, dat Vitenberg dood was; we produceerden een vervalst overlijdenscertificaat op naam van het getto-hospitaal. Maar Kittel was niet tevreden. Hij nam Salek Dessler in de arm, de Joodse chef van de politie in het getto, die een verrader was en Kittels geheime agent.
| |
| |
Op 15 juli 1943, om één uur in de morgen, tijdens een bijeenkomst van het Joodse comité, waarbij Vitenberg aanwezig was, verscheen de politie, die Vitenberg arresteerde en in de boeien sloot. Bij de poort van het getto wist hij zich los te rukken met behulp van verscheidene partizanen. Het bevel werd gegeven de verzetsgroepen in het getto te mobiliseren.
In de vroege morgen van de 16de juli werd het getto een ultimatum gesteld. Als Vitenberg niet voor 6 uur 's avonds te voorschijn was gekomen, zou er een luchtbombardement op het getto plaatsvinden door vliegtuigen, die hun basis hadden in Kowno, en het getto zou worden platgebrand. Tegelijkertijd herhaalde Kittel zijn betoog, dat als Vitenberg op het hoofdkwartier van de Gestapo verscheen, hij na een ondervraging vrijgelaten zou worden.
Een tragische discussie ontspon zich onder de Joodse bevolking. Sommigen hielden staande dat we moesten weigeren en Vitenberg moesten verdedigen. Anderen ruiden de mensen op, bewerende dat het niet nodig was dat het hele getto opgeofferd werd ter wille van één man. De onderwereld van het getto speelde hier een smerige rol: ze deden pogingen Vitenberg te vinden. Dessler was de hoofdman van deze gangsters. Vitenberg was verborgen in Oszmiany 3, waar machinegeweren werden gemonteerd. Vanuit zijn schuilplaats gaf hij orders voor de strijd die zou volgen als de Duitsers binnenkwamen. Hij geloofde niet dat het getto zou worden gebombardeerd, het was maar een loze bedreiging, meende hij, van de zijde van Kittel. Toch zijn er vele getto's gebombardeerd.
De spanning nam toe en de staf besloot Vitenberg ergens anders heen te brengen, naar een onbekende plaats. Op een stafbijeenkomst beweerde de meerderheid dat we niet tegen onze eigen broeders konden vechten, zelfs al hadden ze ongelijk en zagen ze niet in dat Kittels verzoek om Vitenberg uit te leveren alleen maar een truc was om de vernietiging van het getto gemakkelijker te doen verlopen.
Vitenberg was ertegen om aan Kittels eis tegemoet te komen, zelfs als de Joodse bevolking niet één in de strijd was. Als de
| |
| |
staf het niet met hem eens was, zo zei hij, zou hij zelfmoord plegen.
Maar zelfmoord zou de situatie niet redden. Kittel wilde Vitenberg levend in handen hebben.
Vitenberg nam afscheid van zijn kameraden, wees Aba Kovner als zijn opvolger aan en liep naar de poort. Kittel wachtte daar reeds op hem. Hij nam Vitenberg mee in zijn wagen en reed hem naar de kelders van de Gestapo. Hier werd hij rechtstreeks overgedragen aan Max Gross, een specialist in het onderzoeken van verzets-aangelegenheden. De volgende morgen lag Vitenbergs lichaam in de gang van het Gestapogebouw. Zijn haar was verbrand, zijn ogen hadden ze uitgestoken en zijn armen - die op zijn rug gebonden waren - gebroken.
De partizanen uit het getto namen posities in in het woud. De verdediging van het getto was hun uit handen gelopen; we hadden niet voorzien dat de strijd een vorm zou aannemen, zoals thans gebeurde. Het was ons plan geweest de twintigduizend inwoners van het getto te verdedigen, een onafhankelijke plicht, gescheiden van het algemene doel, en de Duitse bezettingstroepen te vernietigen; het bleek echter dat dit plan helemaal verkeerd bedacht was. Nu moeten we bekennen dat het staf besluit fout was, waardoor Vitenberg gedwongen werd zichzelf aan te bieden als een offer voor de twintigduizend Joden. Op 16 juli hadden we in antwoord op Kittels ultimatum, moeten mobiliseren en vechten. Maar zij die toen in het getto waren zullen niet wagen te oordelen, en te zeggen dat we zus of zo hadden moeten doen. Hoe zou de organisatie zich hebben kunnen herstellen, als terwille van zijn leider, het hele getto zou zijn vernietigd. En wat over Vitenberg zelf? Het is onmogelijk te geloven dat een man, zó rechtschapen als hij, in dat noodlottige uur anders gehandeld zou kunnen hebben. Onze kinderen en kindskinderen zullen het verhaal vertellen van Vitenberg, de schoenmaker van Wilna, de held van de getto-partizanen, die zichzelf aan de beul overleverde uit haat tegen de vijand en uit liefde voor zijn volk.
| |
| |
Toen het Rode Leger begon aan de slag om Wilna te bevrijden, waren de voormalige getto-partizanen, die in de tussentijd gevochten hadden in de Titause en Witrussische wouden, de eersten om de stad binnen te trekken en de aanval te openen op de Duitsers die zich verschanst hadden. Over de lijken van vijftienduizend moordenaars kwamen de strijders van het Wilnase getto weer thuis. Zij vierden de dag van de bevrijding op de gedenkdag van Itsik Vitenbergs dood.
|
|