Antwoord aan het kwaad, getuigenissen 1939-1945
(1961)–J. Presser– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 181]
| |
ConsordinoZo keerde hij terug en moest
De taal der levenden weer spreken,
In vreemde tuinen onverwoest
Zijn eigen late rozen kweken,
Zijn brood aan vreemde tafels breken
Na arbeid weer als vroeger noest.
Hij was dan toch niet zo bezeerd
Als sommigen veronderstelden;
Men oordeelde ook wel verkeerd,
Dat de herinnering hem kwelde,
Of was hij toch een van die helden,
Die door een vuur gaan ongedeerd?
Misschien, misschien; hij sprak die taal,
Hij deed dat werk; hij leek te leven;
Dat was ook zo. Al deed eenmaal,
Zègt men, bij 't rozenplukken even
Een woord, een klank zijn handen beven:
Ook dat misschien maar een verhaal.
| |
[pagina 182]
| |
Na vele, zovele jarenVaak zeg 'k nog, vaak: voorgoed is dit voorbij:
Volstrekt geen wachten meer en geen geloven;
Heugnis als as, in stormvlagen verstoven:
Alleen nog ik hier, niet en nooit meer wij.
Soms zeg 'k nog, soms: dit heeft zo moeten zijn.
Het domste antwoord op een vraag gegeven,
Waarin ik op den duur niet meer kon leven,
Maar 't enige na zoveel angst en pijn.
Nooit zeg 'k meer, nooit: daar is een wederzien
In hel of hemel, daar is een ontmoeten,
Een samen zeegnen of een samen boeten;
Niets blijft meer mooglijk en nooit meer misschien.
|
|