Robert van Valois te Gent
(1862)–Frans De Potter– Auteursrechtvrij
[pagina t.o. III]
| |
[pagina V]
| |
Voorbericht.Wij mogen onzen Lezers de aanduiding niet schuldig blijven van de gronden, waar dit meer geschiedkundig dan uit de verbeelding gevloeid werk, op gebouwd is. Over eenige jaren deed wijlen mijn vriend Mr Prudens Van Duyse, Archivaris van Gent, een voor de geschiedenis dezer stad belangrijken aankoop, bestaande namentlijk in al de charters voortkomstig van de abdij den Groenen Briel, ten jare 1340 gesticht en in 1794 afgeschaft. Bekend is het dat in eerstgemeld jaar ridder Simoen van Mirabello, gezegd van Hale, en zijne echtgenoote Elizabeth, bastaarddochter van graaf Lodewijk van Nevers, hun huis het Hof ten Wallen, schonken aan zusters Victorinen; dat, dit hof door Lodewijk van Male omtrent het jaar 1366 geëischt zijnde om er zijn hof te vestigenGa naar voetnoot(1), het sticht werd overgebracht in 't huis gezegd van den Briele. - Bij bedoelde charters nu, meer dan honderd in getal, en waarvan eenigen, betrekkelijk tollen, van 't begin der | |
[pagina VI]
| |
XIIIe eeuw zijn, een ander deel tot het tijdvak van Jakob van Artevelde behoort, is een cartularium der gemelde abdij, welks laatste bladzijde de volgende aanteekening vervat: ‘Den broeder van den Coninc van Franckrijck violeerde die suster van mijn heere Symoen Myrabel, Alyas de Halo, en hij daer in gheturbert, staeck den selve doot, en wirt daerom vanden Coninck op ghelt ghestelt die hem doode saude: om die occasie ginck hij altijt bij nachte, en sette op sijn waepen eenen vI, maer is noch ten lesten vermoert op St Baefs tusschen beyde die traglen, op den IXen dachs Meijs, en moeten wij eeuwelic voor hem doen een wtvaert met vijgilie en commedatie en ghesonghe messe solempnelic met volle choore, sonder ijmant van die religieusen te moge absent [sijn] dan door sijckte ofte nootabel occasie.’ Ziedaar de bron - en de éenige - van ons werk; wat betreft de echtheid van 't verhaal, wij gelooven niet dat er eenige twijfel daaromtrent bestaan kunne, want welk belang zouden de Zusters van den Briele gehad hebben om het einde van hunnen begiftiger en weldoener zóo treurig op te geven, terwijl het van een anderen kant zeker schijnt, dat Simoen van Hale ten jare 1346 te Gent werd vermoord. Men zal bekennen dat de nota der kloosternonnen in haar zelve dramatisch genoeg is om verdere uitweidingen te kunnen ontberen; wij zijn dan ook maar karig geweest | |
[pagina VII]
| |
met de bij-avonturen, die het deel van den eigentlijken roman uitmaken; wij geloofden echter er eenige persoonen te moeten doen in optreden, wier handelingen den geest der vlaamsche burgerij uit de middeleeuwen zouden doen uitschijnen, toen namelijk alle man voor éenen, en éen voor allen zich te weer stelden. Wij wenschen, dat verdienstelijker pennen dan de onze eens het grootsche tafereel schetsten van de vaderlandsche deugden, die den poorter onzer groote steden in dit tijdvak onzer geschiedenis kenmerkten: wat verhevene lessen voor het huidige geslacht! Hoe ver hadden wij ons verhaal nochtans kunnen uitbreiden! Wij moesten maar geloof slaan aan de partijdig gestelde of slecht nageschrevene kronijken die volhouden dat het zedebederf in het midden der XIVe eeuw te Gent ten hoogsten was gestegen, zoodat er op éen jaar niet min dan 1400 moorden werden gepleegd... Ziet, welk ruim veld voor de verbeelding van den romanschrijver! welke schakel van bloedige avonturen, welke opeenvolging van donkere dramas - en, laat het ons, eilaas maar zeggen - welke bijval van zulk boek onder de massa der lezers... In het belang der geschiedenis, voor de eere van ons voorgeslacht en onzer geboortestede, houden wij 't liever bij het stellige, al worde onze arbeid er minder om gezocht.
Meije 1859. |
|