Een groot blok eikenhout werd op het vuur gegooid en een geur van brandend hout en druipende kaarsen vervulde weldra de hoge ruimte.
Zware stoelen werden aangeschoven rondom het vuur en met gedempte stemmen, om den burchtheer niet te hinderen, werd de avond gekort met kleurige ridderverhalen, die de edelknapen om beurten wisten te vertellen.
Ridder Henrik had zijn stoel buiten de kring getrokken en luisterde toe met gefronst voorhoofd, en toen tegen middernacht iedereen opstond om naar de Kerst-mis te gaan, maakte hij geen aanstalten, zich bij hen aan te sluiten.
‘Hoe nu, Henrik? Gij verzuimt ditmaal de nachtmis?’
‘Ga gij maar, Machteld, met uwe horigen en dorpers!’ was het bittere antwoord.
De burchtvrouwe bleef nog even weifelend bij de deur wachten, maar de edelman wendde zich af en ging voor het raam staan.
Aan alle kanten zag hij kleine lichten door de velden trekken: de fakkels van zijn pachters en van de mensen, die rondom het kasteel woonden en die nu in de kleine kapel op het binnenhof, de Kerstnacht gingen vieren.
Zacht en nodend klepelde de kleine klok op het kerkje.
Grimmig schoof Ridder van den Boeckhorst zijn stoel bij het venster. Hij wilde het zich niet bekennen, maar het klokgelui maakte hem onrustig: het was toch Kerstmis, nimmer kwam het voor, dat iemand de middernachtdienst verzuimde.
Hij herkende tussen de donkere silhouetten van de mensen op het slotplein Vrouwe Machteld en Hildegonde en het was, of de barse woorden, die hij tot haar gericht had die dag, hem telkens luider in de oren dreunden.
Twijfel begon hem te kwellen.
Had hij toegevender moeten zijn voor haar wensen?
Dan was hij nu zeker met haar gegaan.
Hij zag weer de trek van teleurstelling, die over het gezicht van zijn dochtertje was gegleden...
Beneden op het plein werden de deuren van de kapel gesloten en