De werken. Deel 23. Brieven aan Cd. Busken Huet 1870-1874
(1902)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekend
[pagina 319]
| ||||
LXXX
| ||||
[pagina 320]
| ||||
Perk U, na het opnemen harer reclame, - zonder toelichting? - voortaan zeker heeten zal, heeft geen schuld. Hij meende de klus kwijt te zijn, daar hij in Uwe bladen niet of naauwelijks melding vond gemaakt van wat hij U zond. Gij schijnt U thans te beijveren voornamelijk de hoofdartikelen te schrijven, die voorbijgaan als alle staatkundig getwist. Hij raadpleegde mij herhaaldelijk, maar ik was niet gelukkiger dan hij in de keuze van wat ik de kennisneming van Uw publiek waardig achtte. Eindelijk, toen Gij niet eens de moeite naamt te schrijven, ‘ik heb geen tijd,’ verzocht ik hem er mij buiten te laten. Thans, nu ik ook de jongste nummers zie, nu Sacher Masoch en Paul de KockGa naar voetnoot1 mij overtuigen, dat de oude ader nog niet is opgedroogd, heb ik hem verzocht, al is het boek duur, U Alcestis te zenden, den roman in Engeland verschenen, waarover Ch. Boissevain in het Handelsblad sprak, die allerprettigst leest, en in het Dresden der vorige eeuw eene muzijkale wereld ontsluit, die bij het heerschen der toonkunst in onze dagen sympathie verwerven moet. De beide deeltjes zijn allergeschiktst voor Uw feuilleton ter afwisseling, laat mij opregt mogen zijn, ter vervanging van de vruchtelooze pogingen Körner te doen herleven of Molière in het Hollandsch te laten genieten. Tenzij Uw publiek, tooneelziek als het schijnt te wezen, en te weinig beschaafd om tot de oorspronkelijke bron te gaan, in die overschenkingen behagen scheppe. Brr! Ik kende een (B.H.) voor dezen
Zoudt Gij misschien dezelfde wezen?
Variant der Ada van Holland van zekeren N.B., die in Alkmaar bij de steenlegging verteld heeft, dat zijne vermaagschapping aan de Foreesten hem tot spreker bij die gelegenheid had doen verkiezen! O, verloochening van genie voor geboorte! alsof de gedachtenis van Aleid van Foreest der | ||||
[pagina 321]
| ||||
schare niet lief ware geworden dewijl Nicolaas Beets haar bezong! Wat ik U bidden mag, laat er Q.N.Ga naar voetnoot1 niet weder als bij Betsy Perk inloopen, door van vertrouwelijke uitboezemingen in Uw Kunst- en Letterbode gebruik te maken. En petit Comité is zoo iets geoorloofd, maar niet voor het publiek. En toch, ik kan niet aan U schrijven als ik voorzigtig zijn moet. Daar hebt Ge de viering van het vijf en twintig jarig bestaan onzer Grondwet, - ik zou haar tegen U, die met alle parlementaire regeering den draak steekt, willen verdedigen, al ware het alleen dewijl wij er de openbaarheid onzer financiën en de afschaffing der heerschappij van zekere standen aan verpligt zijn. Echter doe ik er niet aan mede, ik had gewild dat diegenen welke haar vijandig zijn, ons hadden verweten, dien dag niet openlijk te gedenken. Dan ware er gelegenheid geweest te doen uitkomen wat wij er aan verschuldigd zijn, maar ook de schare en zelfs de liberalen te verwijten, wat wij er door hare en hunne laauwheid nog niet aan verschuldigd zijn:
Arme, talentvolle, moedeloos op het dwaalspoor geraakte John Lemoinne,Ga naar voetnoot2 die als Henri Cinq Roi de France wordt, even bedrogen zal uitkomen, als Prévost-Paradol toen hij | ||||
[pagina 322]
| ||||
Napoleon III en liberaliteit van bestuur compatibles, achtte. Ik wil mijn oordeel over Loudon gaarne opschorten, maar dat hij geen man is voor zijn taak berekend, schijnt de ongenoegzame toerusting voor den oorlog met Atchin voldingend te bewijzen. Vergelijk daar Engeland contra Theodorus eens mede! Sophie verzoekt mij, Mevrouw Huet voorloopig dank te zeggen voor hare welkome letteren. De ‘deftige verzending’ is alleen geschied, dewijl such tricks onzen postdirecteur een gruwel zijn, en hij er plezier in zou hebben gehad, de schuldigen er te laten inloopen. Bovendien wie waarborgt dat Sophie aurait eu la main heureuse in het doorknippen der einden, voor stoel of canapé? Ge zijt toch een gelukskind, die terwijl er schatten met den Tromp verloren gingen, Uwe bretels behield. Trek het van het bedrag der inkomende regten op de franje af et ce sera oublié. De corset-veeren zullen van tijd tot tijd met die uitstekende Fransche mails volgen. Arme Franschen, of zij ook nog in meer dan dat opzigt uitstaken! Gideon heeft me met zijn briefje veel genoegen gedaan, maar zijn wij ‘deftig’, mijn vriendje is het ook. Sapperloot, welk eene bedachtzaamheid, niet dadelijk het beschikbare geld uit te geven. Een mooije kant, een breede kant,
Maar 't zou mij al te kostbaar loopen:
Neen, met verstand,
Neen, met verstand,
'k Geef al mijn geld niet uit mijn hand! (bis).
Gi, ge ziet, dat ik nog de oude plaaggeest ben! Als Gij weder gebrek aan kopy voor Uw feuilleton hebt, grijp naar de novellen van Paul Heyse. Al zijn ze twintig jaren oud, l'Arrabiata en Unheilbar bv., zij zullen langer leven dan zijne jongste Kinder der Welt. | ||||
[pagina 323]
| ||||
Ik heb aan René geschreven, tot hard knorren had ik geen reden. Mevrouw Huet! is dit de eenige stof om een briefwisseling met vrienden in de Oost gaande te houden? Dan heeft Uw gemaal daarom zeker... - maar geen woord meer. Veel liever besluit ik met mijne hartelijke groeten, waarbij Sophie de hare voegt, sans aucune arrière-pensée. Veel liefs aan Gideon, alle heil aan René. Vooralsnog de Uwe. |
|