De werken. Deel 23. Brieven aan Cd. Busken Huet 1870-1874
(1902)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekendX
| |
[pagina 35]
| |
telijk hopen wij, dat même les juges que Vous avez, het fond pour la forme niet voorbij zullen zien. La pauvre France! Deernis met den man, die haar in het ongeluk stortte, heb ik niet, - maar met het volk, welks ontwikkeling naar geest en gemoed hij twintig jaar ten zijnen bate, meende hij! bedwong en te keer ging, zooveel te meer. Vruchteloos intusschen zoek ik in de historie een weerga van zijn val - het woord is te sterk, van zijn wegslinken, wegdeinzen, wegschemeren - l'Ère des Césars - is ooit een beweeren als dat beschaamd geworden? Het lijdt geen twijfel, dat de roes der zege ook ten onzent aanstekelijk zal worden, - tot nog toe echter vinden de Duitsche triumfkreten hier weinig weergalm. ‘Lood om oudijzer’ weet Ge, was sints lang mijn gevoelen, en terwijl ik erken, dat aan die zijde orde en tucht beter worden gehandhaafd, blijft al wat in mij is, zich verzetten tegen het misbruik van die grootsche gedachte der Eenheid gemaakt. Behoef ik U te zeggen, dat ik verlangend uitzie naar den indruk dezer gebeurtenissen op U? Stof te over voor tal van opstellen bieden zij aan. Van Uwe jongste schetsenGa naar voetnoot1 lieten Gabrielle en Adeline mij onbevredigd. Gij zoudt de eerste niet hebben geschreven, als Gij de geschiedenis van den Hartekamp nooit hadt gehoord, maar lost daarom het raadsel niet op. Mijn goede kennis N. - de Evert, die Bram had moeten heeten - zou anders zijn uitgevallen, als Gij aan de Zaan hadt verkeerd. En het Medaljon? Over Droz en zijn genre heb ik geen oordeel, es ist mir zuwider. Maar in de Moeder der Gracchen heb ik U toegejuicht. Bertha is wat ze zijn moest, een fantasiefiguur, maar Bosboom en Verhulst en zijne vrouw nog meer sont à ravir. | |
[pagina 36]
| |
Volkomen kennen, het blijkt alweêr, alleen volkomen kennen doet volkomen schetsen. Vermetele die ik ben, na die woorden U toch weer eenige blaadjes te zenden! Buitendien, Gij hebt in de correspondentiën der Duitsche en Engelsche en Fransche bladen voor eenige weken stof voor de onderhoudendste nummers. Aardig verschijnsel onzes tijds, die ubiquiteit der journalistiek! Napoleon noch Bismarck heeft vrede met die snuiters, Engeland is bekrompen genoeg, zijn officieren de gelegenheid tot studie te weigeren, en toch ze zijn er. Dat een enkele, dat About er niet geweest was, hij vertegenwoordigt de laagste zijde van het Fransch karakter. Tel qui longtemps lécha ses bottes
Lui mord aujourd'hui les talons.
Gebruik mijn bijdrage, als Ge kruid en lood genoeg zult hebben verschoten, om Uw lezers dien rook en damp moe te doen zien. Van Quack heb ik, sints ik U het laatst schreef, niets gehoord, hij schijnt beurtelings in Tilburg en in Berg en Dal te zijn. Schaepman is uit Rome terug, hij bezocht ons dezer dagen. Goethe's reis is zijn handboek geweest wat kunst betrof. Ik beloof ons van hem zeer Catholijke, maar daarom niet minder verrassend mooije verzen. Weest hartelijk met U drietjes gegroet van Zuster en Broeder. |
|