De werken. Deel 23. Brieven aan Cd. Busken Huet 1870-1874
(1902)–E.J. Potgieter– Auteursrecht onbekendVIII
| |
[pagina 31]
| |
den 8sten gewierd, en mij dus geen prikkel kon zijn de pen op te nemen. Gij hadt den tijd niet kunnen vinden Uw strafsermoen af te maken, tant mieux, laat ons in dien toon niet weer vervallen. Behoef ik dan nu de reden, waarom ik niet schreef, nog mede te deelen? Toch niet, geloof ik, ‘Huimetuit, hoed U voor den weerstuit.’ Gij hebt dien reeds gehad. De Java-Bodes, met den mail van den 3den ontvangen, gaven in de artikelen van Uwe hand geene aanleiding tot prettig schrijven, schier elk onderwerp dreigde weer op blinde klippen te doen stooten, mieux valût se taire. Van de Noorweegsche schetsen had ik tot mijn leedwezen nog geen vervolg te zenden, men laat mij uit Christiania op een paar boekskens ondeugend wachten. ‘Wees toch niet zoo magtig’ hoor ik U zeggen - maar zoo oud, Amice! legt men zijne gebreken niet af. Ons leventje en mijn werk gaat intusschen zijn stillen gang. Maar van de weinige bezoeken die wij krijgen, geen sylbe, tot ik van U berigt heb, dat Gij die kennissen niet langer allemaal voor scarecrows, liever nog, voor Philistijnen aanziet. Over Uw artikel BilderdijkGa naar voetnoot1, al is het maar I, valt te praten. Alleraardigst en zeer juist zijne Uwe karakteristieken van Gorter en Van Vloten, bravissimo! geen van beide onbevangen beoordeelaars, - volkomen toegestemd, maar ik heb eene bedenking, wat is eigenlijk eene bloemlezing, wat moet deze zich in hoofdzaak voorstellen? Ongelukkig geven bloemlezingen zelven daarop geen antwoord, ieder acbt zich gerechtigd die te verzamelen, Veth als Van Vloten, Hilman als Van Kampen. ‘Maar van een dichter de mooiste dichtstukken, dat is natuurlijk.’ Zeer natuurlijk, als de dichters niet maar zoo zeer verschilden, als hunne wijze van zien, van denken, van gelooven, niet van oneindige wijzigingen | |
[pagina 32]
| |
des geestes, des gemoeds getuigden. ‘Mais il va sans dire, hunne hoofdrigting, in hunne schoonste producten te doen kennen.’ Gij zegt zeker iets anders, of ik had U beet. Bilderdijk wenschte niets liever, niets meer, niets minder te zijn dan een gereformeerd christen, welnu, dan mogen immers Van Vloten en Gorter zich niet op hun Spinozistisch of modern standpunt stellen, dan moeten zij zich op een gereformeerd standpunt stellen en van daar zijne voortbrengselen beoordeelen. En als Gij het hiermede eens zijt, vergunt Gij hen dan ook niet bij die verzen onwillekeurig onder de aandacht te brengen of er harmonie was tusschen woorden en werken? ‘Volstrekt niet,’ zegt Ge, niet boven of beneden, maar buiten de religieuse en moreele wereld staande, maar vergetende dat het, bij volledige kennis van tijden en toestanden, onmogelijk is te vergeten wie zegde, wat hij zei! Ge begrijpt hoe nieuwsgierig ik ben naar de uitdrukking dier ‘zeer wezenlijke en zeer verheven aandoeningen van het godsdienstig gemoed, zoo diep uit de borst en zoo welsprekend door Bilderdijk geschilderd.’ Uwe spotternij met het diepzinnige slot van Gorter heeft al mijne sympathie. ‘Er zijn,’ schreef ik in mijn opstel over Bakhuizen, van Bilderdijk gewagende, ‘er zijn sedert schier vijftig jaren verloopen, en hoe schaars wordt zelfs nu de cijns der bewondering aan een zienersblik gegund, die in den dageraad onzer wereldbeschaving het sein tot den onverbiddelijken ondergang der zijne voorzag; hoe zelden ook thans de moed, de kracht, de trouw gehuldigd, waarmede de aangeheven strijdleus eene halve eeuw lang op slagveld bij slagveld voortklonk, tot de banier den verstijvenden vingeren des veldheers ontgleed; maar de veege lippen van dezen, den geest gevende, die nog bezegelden.’ Verder gaan kan ik niet. | |
[pagina 33]
| |
Wat de ideeën betreft, wat de vormen aangaat, we zijn Bilderdijk in waardigheid, in stoutheid, in verhevenheid van uitdrukking veel verpligt - hij herinnert aan het gezegde over het Spaansch, 't geen men beweert, dat tot God moest worden gesproken; maar waarheid, eenvoud, het natuurlijke, het bevallige, het verscheidene, zoek het bij hem niet - tenzij Ge zin hebt voor dien zekeren ‘hoogeren vorm!’Ga naar voetnoot1 De hartelijkste groeten aan U drietjes van
Zuster en Broeder. |