CXVI
Amsterdam, 19 Februarij 1868.
Lieve Vriend!
‘Arme Aert Visscher! die Reinier verloort’, riep ik uit, na het lezen van bladz. 16, en dacht er bij, ‘en die Lidewyde overhieldt!’ Was het ondeugend, of schuilt niet in die jongelui de onweerswolk?
Zie hier een paar opmerkingen, die ik voor beter geve:
6 bladz. ‘spijzigde’, wat boekig voor zoo levendigen natuurlijken verhaaltrant.
11. Trots de Mérival, ‘dubbelganger’ is geen hollandsch en verdient het ook niet te worden. Evenbeeld drukt het ding natuurlijker uit.
12. Daalt Visscher door dat fijn schilderen niet wat veel in de schatting van den lezer? Maar dat kan alleen de autheur beslissen, die de figuur door en door kent.
13. ‘Behalve uit hemzelven’, doch als iemand een gezin heeft, telt dan die iemand niet reeds van zelf meê?
Ziedaar tenminste eenige blijken dat ik met belangstelling las, en naar het vervolg verlang.
Hebt Gij Straatmans Afscheid gelezen? Lieve Hemel! welk eene hoogheid, en als ik dan bedenk dat ik in de dagen van de Gids menige bijdrage van dat heer niet mooi vinden dorst.
Er loopen hier allerlei onrustbarende geruchten over 25 dezer. Men schrijft uit den Haag dat wij ons hebben voor te bereiden op